Grote Kerk Grote Markt

Aanvullingen en correcties over kerkkunst in de gemeente Breda worden zeer gewaardeerd. U kunt uw informatie zenden naar het emailadres als vermeld op de pagina INFO / CONTACT
Laatste update van deze pagina 2-1-2024

Alle onderstaande kunstvoorwerpen bevinden zich in de Grote Kerk of Onze Lieve Vrouwe Kerk aan de Grote Markt in Breda. De Grote Kerk is rijk versierd met afbeeldingen die verwerkt zijn in de constructie van de kerk, met name aan de gewelven. Veel beelden zijn helaas vernietigd tijdens de beeldenstorm. Met uitzondering van de twee praalgraven van de Nassau’s zijn de overige praalgraven van de Polanen wel beschadigd. Blijkbaar was er toch ontzag voor de Nassau’s. Donderdag 22 augustus 1566 brak de Beeldenstorm los in Breda. Het duurde twee dagen en nachten en was goed georganiseerd. De eerste dag werden in de kerk de beelden kapotgeslagen, het sacramentshuis opengebroken en de hosties op de grond gegooid. Het stadsbestuur durfde niet op te treden tegen de beeldenstormers en liet alleen beelden en kerkelijke voorwerpen na de beeldenstorm in veiligheid brengen. Pas op vrijdagmorgen verbood de magistraat verdere kerkschennis. De koorbanken en monumentale graven dragen nog steeds de sporen van deze gebeurtenis.
Waarom werden juist de beelden kapot geslagen? Aan het begin van de 16e eeuw ontstond er ontevredenheid binnen de katholieke kerk. Vooral aflaten waren voor velen een doorn in het oog. Al lange tijd ergerden eenvoudige mensen zich aan de rijkdom die in de kerken te vinden was. Katholieke kerken waren (en zijn nog steeds) uitgerust met veel pracht en praal in de vorm van schilderijen, beelden en sierlijke ornamenten terwijl veel mensen in armoede leefden.
Maarten Luther kan gezien worden als de grondlegger van de Reformatie. Op 31 oktober 1517 schreef Luther twee brieven, met op dat moment nog 93 stellingen, het symbolische begin van het protestantisme. Mogelijk betrof een van de stellingen de aankleding van de kerk en moesten kerken ontsierd worden. Muurschilderingen werden eenvoudig wit gekalkt en beelden hoorden niet thuis in de kerk. In verhouding tot de katholieke kerken werden protestante kerken zeer sober uitgevoerd.
Status: Rijksmonument 10305

 

1 – Orgel
2 – Joriskapel
3 – Grafmonument Jan I van Polanen
4 – Grafmonument Jan II van Polanen
5 – Grafmonument Engelbrecht I van Nassau
6 – Prinsenkapel / grafmonument Engelbrecht II van Nassau
7 – Grafmonument Frederik Van Renesse
8 – Grafplaat Willem van Galen
9 – Graf van een onbekende
10 – Epitaaf Van Assendelft
11 – Epitaaf Van Froenhuijsen
12 – Epitaaf Van Dendermonde
13 – Epitaaf Vierling
14 – Epitaaf Van Hulten
15 – Epitaaf De Biest
16 – Epitaaf Andreas August(us)
17 – koorgestoelte /misericorde / zitterkes
18 – Preekstoel
19 – Drieluik Heilig Kruis van Jan van Scorel
20 – Muurschildering Maria Boodschap
21 – Muurschildering St. Christoffel
22 – Muurschildering Goede en Slechte Gebed
23 – Muurschildering Lakenkopersgilde
24 – Pilaarschildering Jacob de Mindere
25 – Pilaarschildering van Lucia van Syracuse
26 – Doopkapel met doopvont
27 – Gewelfschilderingen

Omschrijving: beeld van vrouw
Hoogte: circa 30 cm
Jaar: ?
Materiaal: hout
Locatie: buitenzijde toegangspoort Kerkplein

Het verhaal:
Verdere gegevens zijn niet bekend bij de redactie.

Naam: Mr. M. Tydeman Jr.
Omschrijving: borstbeeld van Mr. M. Tydeman Jr.
Kunstenaar: Grada Rueb – RKD
Hoogte: circa 60 cm
Jaar: 1917
Materiaal: brons
Sokkel: marmer, hoogte ca. 1,1 m
Locatie:

Het verhaal:
Tekstplaat onder het beeld:
MR. M. TYDEMAN JR., advocaat te breda
voorzitter college van kerkvoogden en voorzitter van
de restauratiecommissie van de grote kerk te breda.
STAATSMAN, ridder in de orde van de nederlandse leeuw
commandeur in de orde van oranje nassau
dit borstbeeld, vervaardigd in 1917 door Grada Rueb, is in 1963
aangeboden aan de hervormde gemeente breda door de erven tydeman
Tekstplaat op sokkel:
MR. M. TYDEMAN JR.
tiel 6 maart 1854
hilvarenbeek 4 november 1916 

Naam: Daan Manneke, componist van de ruimte
Omschrijving: beeld van componist
Kunstenaar: Pauline Eecen – RKD
Hoogte: circa 25 cm
Jaar: 1917
Materiaal: brons
Sokkel: marmer, hoogte ca. 1,1 m
Locatie: hoogkoor

Het verhaal:
Daan Manneke (1939-) heeft in 1976 het kamerkoor Cappella Breda opgericht. Een koor waarmee hij tal van belangrijke programma’s heeft gebracht: van Venetiaanse dubbelkorigheid tot Bruckner, Arvo Pärt en onbekende Renaissance-componisten.
Wezenlijk voor Daan Manneke’s denken over muziek is zijn grote belangstelling voor improvisatie, de andere kant van de vaak organisch gegroeide, strenge vorm. Actie tegenover reflectie, inval tegenover uitgebalanceerde vorm. Als geen ander weet Manneke in cursussen een heel publiek tot improviseren te brengen(en wat is dat anders dan het overboord gooien van versleten denkpatronen). In 1977 publiceerde hij ‘Omgaan Met Muziek’, een werkboek voor eigentijdse improvisatie. Een boek waaruit grote belangstelling blijkt voor de opleiding van jonge musici. Een belangstelling die ook blijkt uit ‘Signalen Van Veraf En Dichtbij’, een serie van ruim veertig korte stukken voor kleine ensembles (1981).
Manneke schreef een groot en veelzijdig oeuvre van meer dan 200 werken. Voor zijn vele verdiensten op muzikaal terrein ontving Daan Manneke in 1999 de cultuurprijs van de provincie Noord-Brabant en in 2000 ontving hij de Koninklijke Onderscheiding Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
In januari 2009 ontving Daan Manneke de prestigieuze Oeuvreprijs van de gemeente Breda.
Hij woont in Breda en in 2014 werd hem de eervolle titel Honorair Kapelmeester van de Grote – of Onze-Lieve-Vrouwe-Kerk van Breda verleend.
In verband met zijn jarenlange betrokkenheid met de Franse cultuur werd hem in 2018 door de Société Académique Arts-Sciences-Lettres het Diplôme de Médaille d’Argent toegekend.

Omschrijving: kapiteelbeeldjes
Jaar: ca. 1450
Materiaal: kalksteen
Locatie: divers

Het verhaal:
De Grote Kerk nodigt uit om ook eens omhoog te kijken. Behalve de gewelfschilderingen (fresco’s) zijn er nog diverse beelden te kennen in de kapitelen onder de gewelven. U moet wel goed kijken, want ze zijn klein en zitten best hoog.
De architect / beeldhouder heeft blijkbaar destijds de vrije hand gehad om ook minder serieuze beelden aan te brengen. De beeldhouder schrok er niet van terug om vreemde wezens aan de kapitelen aan te brengen. Wat dacht u van duiveltjes, monsters, mannen, vleermuizen, honden- en varkenskoppen? Het waren vaak afbeeldingen waar men angst voor had. Je verwacht het niet, toch? Duivels waren duidelijk de tegenpool van God. Monsters en draken konden eveneens het kwaad vertegenwoordigen. Het varken werd in de middeleeuwen eveneens als een duivels dier beschouwd vanwege zijn vraatzucht, onmatigheid en genotzucht. De hond kon symbool staan voor toorn en nijd. Golden de mannen in de kapitelen als ongelovigen? Waren het verborgen misleiders waarvoor werd gewaarschuwd? Of werden ze juist onschadelijk gemaakt door ze een verborgen leven te geven op en vrijwel onzichtbare plek?

Omschrijving: beeld van harpspeler
Hoogte: ca. 1,1 meter
Jaar: 15de eeuw
Materiaal: hout

Het verhaal:
Dit los beeld op een sokkel staat in de regel in de kooromgang.

Omschrijving: beeld van engeltje
Hoogte: ca. 33 cm
Jaar: 15de eeuw
Materiaal: hout
Locatie: trap naar orgel, nr 31 op de plattegrond

Het verhaal:
Dit vergulde engeltje is fraai gedecoreerd. Let maar eens op de voetjes die onder haar jurkje uitkomen. Het engeltje bespeelt een ouderwets orgeltje.

Omschrijving: twee bazuinengelen
Hoogte: ca. 1 meter
Jaar: 15de eeuw
Materiaal: hout
Locatie: boven het orgel, nr 1 op de plattegrond

Het verhaal:
In 1534 bestelde Hendrik III (1483-1538) voor de kerk een nieuw orgel. Het huidige orgel, een Flentroporgel, werd samengesteld uit diverse oude en nieuwere onderdelen. Het instrument is vermaard om zijn klank.
Aan de bovenzijde van het orgel bevindt zich aan beide zijden een bazuinengel. Ze komen veelvuldig voor bij orgels.
Engelen en bazuinen zijn in de bijbel weergegeven in Openbaring 8 t/m 11.
8:2 – Ik zag de zeven engelen die voor Gods troon staan. Ze kregen alle zeven een bazuin.
8:6 – De zeven engelen, ieder met een bazuin, maakten aanstalten om erop te blazen.
8:7 – Toen blies de eerste engel op zijn bazuin. Er kwam hagel en vuur, gemengd met bloed, en dat werd op de aarde geworpen. Een derde deel van de aarde brandde af, evenals een derde deel van de bomen en al het groen.
8:8 – De tweede engel blies op zijn bazuin. Iets dat eruitzag als een grote berg, waar de vlammen uitsloegen, werd in zee gegooid. Een derde deel van het water werd bloed,
8:10 – De derde engel blies op zijn bazuin. Uit de hemel viel een grote ster, die zo fel brandde als een fakkel. Hij viel op een derde deel van de rivieren en op de waterbronnen.
8:12 – De vierde engel blies op zijn bazuin. Een derde deel van de zon, van de maan en van de sterren werd getroffen, waardoor dat deel verduisterd werd. Een derde deel van de dag en ook van de nacht was er dus geen licht.
8:13 – In mijn visioen hoorde ik de luide roep van een adelaar die hoog in de lucht vloog: ‘Wee! Wee! Wee de mensen die op aarde leven! Want dadelijk klinken de bazuinen van de drie engelen die nog niet geblazen hebben.’
9:1 – Toen blies de vijfde engel op zijn bazuin. Ik zag een ster die uit de hemel op de aarde was gevallen. Hij kreeg de sleutel van de put naar de onderaardse diepte.
9:13 – Toen blies de zesde engel op zijn bazuin. Uit de vier horens van het gouden altaar dat voor God staat, hoorde ik een stem
9:14 – die tegen de zesde engel met de bazuin zei: ‘Maak de vier engelen los die bij de grote rivier de Eufraat gevangenzitten.’
10:7 – Op het moment dat de zevende engel zijn bazuin zal laten klinken, zal Gods geheim werkelijkheid worden, zoals hij zijn dienaren, de profeten, heeft beloofd.’
11:15 – Toen blies de zevende engel op zijn bazuin. In de hemel klonken luide stemmen, die zeiden: ‘Nu begint de heerschappij van onze Heer over de wereld, en die van zijn messias. Hij zal heersen tot in eeuwigheid.’
De bazuin was de voorloper van de trompet. Hij bestond uit een ongebogen, lange metalen (koperen) buis, breed uitlopend en was vaak versierd met het vaandel van een burchtheer of ridder.
Rondbazuinen betekent bekendmaken, verspreiden, doorvertellen.

Omschrijving: twee muzikale engeltjes
Hoogte: ca. 60 cm
Jaar: 15de eeuw
Materiaal: hout
Locatie: halverwege het orgel, nr 1 op de plattegrond

Het verhaal:
In het midden halverwege het orgel bevinden zich deze twee muzikale engelen. In het midden nog diverse muziekinstrumenten. De linker engel bespeelt een gitaar en de rechter een bazuin. De informatie van de bazuinengel leest hierboven.

Omschrijving: doopvont
Smeederij: smeedijzeren kraan, Joos de Backer
Hoogte: ca. 4 meter
Jaar: 1540
Materiaal: messing en staal
Locatie: nr 26 op de plattegrond

Links van de torenvoet bevindt zich de doopkapel. De smalle en hoge doopvont werd in de eerste helft van de 16de eeuw in de zuidelijke Nederlanden gegoten. De onderbak van de doopvont is versierd met kopjes van dieren net ringen door hun bek. De deksel van de doopvont wordt bediend een een smeedijzeren stellage in art-nouveaustijl.

Omschrijving: afbeelding van gemeentewapen van Breda
Hoogte: ca. 1,5 meter
Jaar: 15de eeuw
Materiaal: hout
Locatie: boven het orgel, nr 1 op de plattegrond

Het verhaal:
In het midden boven het orgel onder de gewelven bevindt zich dit gemeentewapen. Dat het gemeentewapen zich in de kerk bevindt toont aan dat er vroeger een nauwe relatie was tussen de gemeente en de kerk. We zien dit ook bij andere kerken. Op de afbeelding van het gemeentewapen wordt de Bredase vlag vastgehouden door twee vergulde leeuwen die op een burcht staan. Daarboven staat een engel. De vlag bestaat uit een rood schild met drie grijze Andreaskruizen. De term Andreaskruizen is afgeleid van de apostel Andreas, die aan een schuinstaand kruis zou zijn genageld. Alle armen waren evenredig lang en hij zou waardig zijn gestorven. Maar wat dit met het wapen van Breda te maken heeft is niet duidelijk. Enkele theorieën verklaren dat de drie kruizen voor rechtszekerheid staan. Zowel de Heren van Breda als de stad Breda mochten recht spreken.

Deze slideshow vereist JavaScript.

Omschrijving: gilde beeldjes / hoofdjes
Hoogte: ca. 7 cm
Jaar: ca. 1526
Restauratie: 2005
Materiaal: steen
Locatie: Joris Kapel, nr. 2 op de plattegrond

Het verhaal:
In de periode 1561 tot met 1700 waren er in Breda drie schuttersgilden actief: St. Joris, St. Sebastiaan en de Kloveniers. Het St. Joris gilde hanteerde de kruis- of voetboog en dateert al van vóór 1397. Het gilde van St. Sebastiaan, dat met de handboog schoot, werd in 1547 opgericht. Zij hadden hun gildekamer in de Waag aan de Kraanstraat. Het jongste gilde, de kloveniers, werd in 1561 door prins Willem van Oranje heropgericht na een kort bestaan in de zestiende eeuw. De Kloveniers kwamen samen in het stadhuis. Ze schoten met kolven en later musketten.
De schuttersgilden in de stad hadden een bijzondere band met de heer van Breda. Het was de prins van Oranje-Nassau die in zijn functie van Heer van Breda toestemming verleende tot het oprichten van schuttersgilden, maar het ging verder dan dat. De schutters mochten bijvoorbeeld uit de bossen van de Heer van Breda de schuttersboom halen, de boom werd waarschijnlijk in zijn eer oranje geschilderd en de Heer van Breda kwam af en toe naar het koningsschieten (of vogelschieten), een wedstrijd waarbij ze schieten op een nepvogel in een boom, waarna de winnaar een jaar de titel ‘koning’ van het gilde droeg.
Het St. Jorisgilde was een belangrijke gilde. De leden waren rijke burgers die hun eigen kruisboog aanschaften. Dit wapen werd ook wel voetboog genoemd, omdat de pees met de voeten gespannen moest worden. De gilde is vernoemd naar St. Joris, een legende over een man die een draak doodde. Ieder jaar op 23 april vierde het gilde het St. Jorisfeest. Na het bijwonen van een mis in hun eigen kapel werd een processie rond de kerk gehouden. Bij de afsluitende schuttersmaaltijd werd er goed gegeten en gedronken. Drie dagen lang was men dan bezig met het Vogelschieten met aansluitend een mars door de stad.
In 1526 werden rondom het schip kleine kapellen gebouwd. Deze kapellen of ‘koren’ werden vooral gebruikt door de gilden. Mensen die hetzelfde beroep uitoefenden, verenigden zich. De gilden hadden in de kerk een eigen altaar, waar men regelmatig een mis liet opdragen.
De kapel van de St. Jorisgilde heeft drie zijden waarvan de lange zijde is uitgerust met vijf gotische blinde vensters. In elk venster zijn twee wapenschilden en kruisbogen van de gilde aangebracht. Onder de venster zijn kleine beeldjes aangebracht. Het betreft zes schattige beeldjes van gildeleden. Bij vijf van de zes beeldjes zijn de neuzen weggehakt tijdens de beeldenstorm van 1566. De groene muren werden in de protestantse tijd wit gekalkt.

St. Joris is ook afgebeeld in het praalgraf Engelbrecht I van Nassau, zie hieronder.
Een mooi gevelbeeld van Sint Joris is te bewonderen hoog op de gevel van de Boterhal op de Grote Markt.

Omschrijving: grafmonument Jan II van Polanen
Afmeting tombe: ca. 2 (b) x 3 (l) x 1,3 (h)
Jaar: 14de eeuw
Restauratie: 2003
Materiaal: kalksteen en Doornikse hardsteen voor de deksteen
Locatie: in kooromgang, nr 3 op de plattegrond

Het verhaal:

Dit is het oudste grafmonument van de kerk. Op de tombe liggen de brokstukken van de gisanten van Jan II van Polanen (1325-1378) te midden van twee van zijn drie vrouwen: Oda van Hoorne , (±1325-1353) en Machteld van Rotselaar (†1366). De twee vrouwen liggen in de tombe. Zijn derde vrouw Margriet van Lippe leefde langer is later bijgezet. Jan II van Polanen ligt in volle wapenuitrusting met zijn ogen open en zijn handen gevouwen in gebed. Het monument is tijdens de beeldenstorm zwaar beschadigd. Zo zijn onder andere de gisanten kapot geslagen en de meeste gezichten en afbeeldingen weggehakt.
De tombe is voorzien van 18 voorstellingen uit het leven van Jan II, die niet meer herkenbaar zijn vanwege de vernielingen. In de wandnis achter de tombe zijn drie voorstellingen weergegeven uit het leven van Jan II. Deze zijn eveneens zwaar beschadigd.
De monument bevindt zich niet op hun oorspronkelijke plaats. Oorspronkelijk stond het grafmonument in de in 1372 gestichte grafkapel aan de noordzijde van het koor. Deze kapel zou in 1410 worden uitgebreid tot het zogenaamde Herenkoor, het koor voor de Heren van Breda.
Jan II van Polanen was heer van Breda en stamde af van het oud-adellijke riddermatige geslacht van Wassenaer. Met Jan II raakte het geslacht Van Polanen definitief gevestigd in Breda en begon het zijn opgang in het Hertogdom Brabant en in het machtscentrum Brussel. Hiermee werd tevens de weg geplaveid voor de komst van de grafelijke familie Nassau naar de Lage Landen en daarmee ook van het huis Oranje-Nassau.
Samen met zijn vader Jan I (1285-1342) pandden zij de heerlijkheid Breda vanaf 9 december 1339 van hertog Jan III van Brabant (1300-1355) waarvan zijn halfbroer Willem van Duivenvoorde het vruchtgebruik kreeg. Jan III van Brabant was van 1327 tot 1339 heer van Breda. Jan II van Polanen kocht de heerlijkheid Breda in 1353 en liet er het kasteel van Breda bouwen. Jan II van Polanen gaf ook opdracht om een muur op te trekken rond Breda om de stad te beschermen tegen aanvallers.
Jan II is de grootvader van Johanna van Polanen. Johanna heeft een grote rol gespeeld in de geschiedenis van Breda en ligt zelf met haar man in het Praalgraf van Engelbrecht I van Nassau.

Omschrijving: grafmonument Jan III van Polanen
Afmeting tombe: ca. 1,4 (b) x 2,8 (l) x 1,5 (h) meter
Jaar: 14de eeuw
Restauratie: 2003
Materiaal: kalksteen en Doornikse hardsteen voor de deksteen
Locatie: in kooromgang, nr 4 op de plattegrond

Het verhaal:
Op de tombe liggen enkele brokstukken van de gisant van Jan III van Polanen (ca. 1360–1394). Het grafmonument is zeer zwaar beschadigd tijden de beeldenstorm.
De monument bevindt zich niet op hun oorspronkelijke plaats. Het monument is hier naartoe verplaatst bij de uitbreiding van de kerk in het begin van de 16de eeuw, toen de kooromgang werd gebouwd, samen met de huidige Prinsenkapel aan de noordzijde en de Niervaartkapel aan de zuidzijde van de kerk.
Bij de overplaatsing van de tombe in de 16de eeuw vond men onder de deksteen een gemetselde ruimte, waarin de kist met het stoffelijk overschot lag. Op zijn borst lag een fluwelen beursje met enkele zilveren munten. Dit gebruik om de dode geld mee te geven doet herinneren aan het gebruik in de oudheid, waarbij men de dode geld meegaf om de veerman over de rivier de Styx te kunnen betalen, die de grens vormde tussen leven en dood.
Op de zijkant van tombedekplaat is de volgende tekst aangebracht: HIER LIGHT BEGRAVEN JAN HEER WAS VANDEN LECKE ENDE VAN BREDA enz.
Jan III van Polanen was heer van Breda, Geertruidenberg, Klundert en de Lek.
Op 8 juli 1379, na het overlijden van zijn vader, werd hij door de Hollandse graaf Albrecht van Beieren (1336-1404) erkend in zijn Hollandse erfgoederen als heer van de Lek en Polanen. Hij werd ook erkend als heer van Breda, maar dit viel onder het bestuur van de hertog van Brabant. Vanaf 1385 had Jan III zitting in de hofraad van Albrecht van Beieren. In 1388 werden aan hem door hertogin Johanna van Brabant (1322-1406) Zundert, Princenhage, Sprundel en Nispen verpand, voor zover die bij de uitgifte in leen van het land van Breda aan de hertog waren verbleven. Jan III stichtte ook in 1388 een kapittelkerk in Breda.
Jan III van Polanen is tweemaal getrouwd geweest. Het eerste huwelijk met Maria een bastaarddochter van Brabant bleef kinderloos. Uit het huwelijk (ca. 30 juli 1382) van Jan III met de edelvrouwe Odilia van Salm-Ravenstein (1370–1428) werd alleen maar één dochter geboren. Dochter Johanna (1392-1445) werd in 1403 op 11 jarige leeftijd uitgehuwelijkt aan Engelbrecht I van Nassau-Siegen, zie hieronder. Daarmee ging het grootgrondbezit van de Polanen over op het geslacht Nassau.

Omschrijving: praalgraf Engelbrecht I van Nassau
Kunstenaar:
– Jan Gossaert de Mabuse of Jan Mone
Louis Royer (Maria beeld)
Afm (hxb).: 8×4 meter
Jaar:
– tussen 1460 en 1490
– ca. 1860, het gerestaureerde deel
Restauratie: 1860-1863, 1996
Materiaal:
– zachte Franse kalksteen
– Baumberger, het gerestaureerde deel
– hardsteen (dekplaat)
Locatie: in kooromgang, nr 5 op de plattegrond

Het verhaal:
Engelbrecht I van Nassau-Siegen (1370-1442) gaf in 1410 de opdracht voor de bouw van de Grote Kerk. Hij stierf op 3 mei 1442 in Breda en werd ongeveer 33 jaar later – de kerk was toen net afgerond – zelf begraven in deze kerk. Zijn praalgraf is zeer bijzonder fraai vormgegeven met zeer veel kleine details, een uniek exemplaar in de wereld. Dit kolossale monument is een duidelijke uiting van dynastiek zelfbewustzijn. Het monument heeft de beeldenstorm nagenoeg ongeschonden doorstaan. Alleen het centraal in de boognis geplaatste crucifix is verdwenen.
Het praalgraf is voor die tijd al ouderwets van vorm. De renaissance heeft geen invloed op het ontwerp gehad en het doet meer denken aan Spaanse grafmonumenten waarbij graven in de kathedraal van Burgos voor de onbekende kunstenaars model zullen hebben gestaan.
Engelbrecht I van Nassau-Siegen en zijn vrouw Johanna van Polanen (1392-1445) staan links biddend geknield voor een Madonna met kind. Achter hen staan Sint Joris? en ? Helemaal links om de hoek staat de geharnaste Sint-Joris.
Hun zoon Jan IV (1410-1475) met zijn vrouw Maria van Loon-Heinsberg (1424-1502) staan rechts eveneens geknield voor Maria. Achter hen staan hun patroonheiligen Hiëronymus (met kardinaalshoed) en Johannes de Doper (met schaap op de arm). Helemaal rechts om de hoek staat de gekroonde Sint-Wendelinus met een rijksappel in de linkerhand.
Wie goed kijkt ziet een ‘ondeugende’ grap van de kunstenaar/beeldhouwer. Tussen Jan IV en zijn vrouw Maria van Loon staat een klein leeuwtje. Als een klein kind houdt het de vinger vast van Johannes de Doper. Het leeuwtje verwijst uiteraard naar het wapenschild van Nassau’s wat later ook het wapenschild van de Nederland zou worden.
Boven deze acht personen zien we twee engelen een baldakijn (troonhemel, processiehemel of draaghemel) vasthouden. Daarboven vinden we een gotische boog met 13 familiewapens. En daar weer boven pinakels met daartussen vier familiewapens. In totaal sieren 32 familiewapens van voorouders het monument.
Op de wanden van de tombe – die eigenlijk geen echte tombe is, omdat het leeg is en er onder het praalgraf een grafkelder is – zien we vier sierlijke afbeeldingen met personen, bloemen, harnassen en wapenschilden.
De achterzijde van het praalgraf zit in het koor. Het wordt gesierd met pinakels met daartussen vier familiewapens. In het midden staat de heilige Gertrudis (626-659) afgebeeld. Op haar mantel kruipt een zwarte muis. Van de grond af is de muis niet te zien. Daarvoor moet je op de koorbanken gaan staan. Het verhaal gaat dat toen Koningin Wilhelmina in 1945 de Grote Kerk bezocht, zij inderdaad op de koorbanken klom om de muis te kunnen zien. De associatie met iemand die bang voor een muis op een stoel klimt ligt voor de hand.
Er zijn tekeningen van Jan Gossaert de Mabuse bewaard waarop details van het monument voorkomen. Misschien was hij de maker van het graf, maar ook Jan Mone werd in dit verband genoemd. In de 19e eeuw schreef men het monument toe aan Michelangelo. Dat laatste is gezien de stijl en de kwaliteit van het werk niet plausibel.
In het midden van de 19e eeuw waren delen van het monument in zeer slechte staat. Een centraal geplaatst Mariabeeld ontbrak sinds 1624. De stad werd toen belegerd door Ambrogio Spinola en op aandringen van Sibylla, de vrouw van de toenmalige predikant Henri Boxhorn, is het Mariabeeld verwijderd. Zij zou hebben voorspeld dat de stad in handen van de Spaanse vijand zou vallen als dat niet werd gedaan. Zoals men nu weet heeft het niet mogen baten.
Koning Willem III liet de schrijver Joseph Alberdingk Thijm, hofbeeldhouwer Louis Royer en de architect Pierre Cuypers het monument in 1860-1863 restaureren. Zij vulden de vele ontbrekende figuren en details aan met de nagenoeg identieke Baumberger steen. De engelen en de baldakijn werden toegevoegd evenals een nieuw Mariabeeld welke door de Belgische beeldhouwer Louis Royer is vervaardigd. Ook is het monument bij deze restauraties grondig schoongemaakt; op de hardstenen tombedekplaat zijn de kringen van de potten met zoutzuur nog te vinden.
In 1996 is het monument helemaal uit elkaar gehaald, gerestaureerd en van roestend ijzer ontdaan. Met roestvrijstalen pennen en krammen is het weer opgebouwd en vastgezet. Het monument is ook bij deze restauratie weer gereinigd, deze maal zachtzinniger.
Cuypers had zeer eigenzinnige opvattingen over de gotiek en de restauraties en bracht (opnieuw) de centrale Mariafiguur en tientallen aanvullingen aan. Ze ademen de sfeer van de 19e-eeuwse neogotiek en het katholiek réveil (opwekking).
In 1873 was de kelder geopend tijdens een restauratie. Men vergat daarna weer de precieze ligging van de kelder. Bij de restauratie werden de resten van zeventien lijken, drie loden kisten en twee houten kisten gevonden. In de loden kisten lagen de gebalsemde lichamen van:
Engelbrecht II van Nassau (1451-1504), zoon van Jan IV
Cimburga van Baden (1450-1501), echtgenote van Engelbrecht II
Françoise van Savoye (1480-1511), eerste vrouw van Hendrik III
In de zeer goed bewaarde kisten van eikenhout uit het Oostzeegebied lagen de gebalsemde lichamen van:
Jan IV van Nassau (1410-1475), zoon van Engelbrecht I
Maria van Loon-Heinsberg (1426-1502), echtgenote van Jan IV
Het lichaam van Claudia van Chalon (1498–1521) dat volgens bronnen in deze kelder zou zijn bijgezet, werd niet teruggevonden. Zij werd mogelijk elders (her)begraven.
Van de kisten van Engelbrecht I van Nassau-Siegen en Johanna van Polanen resteerden alleen schudresten. Hun kisten moeten uiteengevallen zijn en de op de grond gerolde knekels (beenderen) zijn in een nis opgestapeld. De loden kisten werden geopend waarbij bleek dat het lichaam van de 1501 gestorven Cimburga van Baden zeer goed bewaard was gebleven. Het lichaam was in een linnen lijkzak geplaatst en gewikkeld in een wasdoek. Verder vond men op het lichaam een gezichtsdoek en twee kinbanden met geborduurde “C” ‘s. Het in verschillende lagen textiel gewikkelde lichaam was met balsem of terpentijn doordrenkt. In alle kisten werden geurige kruiden aangetroffen en bij Maria van Loon-Heinsberg een strodek. Veel andere knekels lijken door doodgravers in het gewelf te zijn geworpen en behoren waarschijnlijk niet toe aan leden van de familie Nassau. Een aantal van de loden kisten hadden de typische 16e eeuwse hoge driehoekige kamvorm. Anderen waren vlak. Er was geen spoor van versieringen of beschilderingen op de kisten of op het tongewelf van de kelder te vinden.
De grafkelder onder/naast het monument is nu afgesloten met een grote zwart marmeren tegel in het kooromgang. Op de tegel met een afmeting van ca. 1,2×2 meter is de volgende tekst weergegeven; ‘Grafkelder van de eerste leden van het geslacht Nassau die te Breda zijn bijgezet. Engelbrecht I graaf van Nassau enz. enz. † 1442 en zijn echtgenote Johanna van Polanen vrouwe van Breda † 1445. Jan IV Graaf van Nassau enz. enz. † 1475 en zijn echtgenote Maria gravin van loon † 1502. Engelbrecht II graaf van Nassau enz. enz. 1504 en zijn echtgenote Cimburga markgravin van Baden † 1501. Françoise prinses van Savoye † 1511 echtgenote van Hendrik III graaf van Nassau enz. enz. Deze steen is geplaatst op 8 april 1998’.
Engelbrecht I van Nassau-Siegen was graaf van Nassau-Dillenburg / graaf van Nassau-Siegen, een deel van het graafschap Nassau. Hij stamde uit de Ottoonse Lijn van het Huis Nassau en was de eerste persoon uit deze familie Nasau die zich in Breda vestigde. In 1403 huwde hij met de steenrijke erfdochter Johanna van Polanen. Door zijn huwelijk verwierf hij onder andere de heerlijkheid Breda. Mede dankzij Engelbrecht werd de hostie van Niervaert naar Breda overgebracht. Hij is een zeer belangrijk persoon in de geschiedenis van Breda.

Omschrijving: praalgraf Engelbrecht II van Nassau
Afmeting: ca. 2,5 (b) x 3,6 (l) x 2,4 (h) meter
Jaar: 1530
Restauratie: 1937-1938
Materiaal: albast, toetssteen (Belgisch Marmer)
Locatie: Prinsenkapel, nr 6 op de plattegrond

De Prinsenkapel is het mausoleum van de voorvaderen van de Nederlandse koninklijke familie. Hier bevindt zich het Praalgraf van Engelbrecht II van Nassau (1451 -1504). De kapel werd gebouwd van 1520 tot 1525 in opdracht van graaf Hendrik III van Nassau (1483-1538). Het was in eerste instantie bedoeld als familiekapel, waarin getrouwd kon worden en waar ook familieleden begraven konden worden. Uiteindelijk werden er zeventien leden van de familie in de kapel begraven. Toen stadhouder prins Willem van Oranje overleed was het de bedoeling dat ook hij in Breda begraven zou worden, maar omdat Breda in die tijd nog in handen was van de Spaanse heerser, is hij bijgezet in de Grafkelder van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk in Delft. Dat geldt ook voor alle na hem regerende nakomelingen – met uitzondering van prins Willem III – plus de leden van de regerende Friese tak van het Koninklijk Huis. De Bredase grafkelder was de eerste grafkelder van de Nassaus in Nederland. Zij bezaten in Dillenburg nog een tweede grafkelder. Willem van Oranje stierf na een moordaanslag in 1584 te Delft. Zijn vrouw Anna van Egmond (1533-1558) en dochter Maria liggen wel in de Bredase grafkelder. De laatste bijzetting van een Nassau in Breda dateert uit 1521.
Dit bijzonder mooie praalgraf in renaissance stijl is uniek in de wereld. Het is ongeschonden uit de beeldenstorm gekomen. Hendrik III van Nassau liet het grafmonument bouwen ter ere van oom Engelbrecht II van Nassau (1451-1504). Engelbrecht stierf op 31 mei 1504 in Brussel en ligt begraven in het praalgraf uit 1530. Engelbrecht II liet geen wettige kinderen na en benoemde zijn neef Hendrik III van Nassau-Breda (een zoon van zijn broer) tot zijn erfgenaam.
Onder de dekplaat zijn de gisanten van Engelbrecht II en zijn gemalin Cimburga van Baden (1450-1501) in blank albast gebeeldhouwd. Cimburga verkeert in haar mooi geplooide doodskleed in een ontspannen, eeuwige rust. Na onderzoek in 1996 bleek dat haar man aan een chronische geslachtsziekte (syfilis) leed. Het was al bekend dat hij een losbandig leven leidde. Zijn lichaam ligt moegestreden op de gevlochten doodsmat, waarvan de strootjes bijna te tellen zijn. In zijn skelet zijn nog sporen van botkanker teruggevonden. Nu weten we dat hij aan een langzame dood moet zijn gestorven. Hij toont een uitgemergeld gelaat.
Het zijn geen koude beeldhouwwerken, maar mensen die herkenning en medeleven opwekken. Beiden personen liggen echter niet in de bijbehorende grafkelder, maar hun kisten zijn bijgezet onder het praalgraf van zijn vader Engelbrecht I van Nassau.
De twee beelden liggen op een zwarte toetssteen. Op deze steensoort werd vroeger de echtheid van munten getoetst. Een vals muntje veroorzaakte namelijk een ander rinkelend geluid.
Boven de lichamen van Engelbrecht en Cimburga bevindt zich een zwart marmeren dekplaat, die gedragen wordt op de schouders van vier geknielde markante historische dragers. Op de dekplaat ligt de complete wapenrusting van een Gulden Vliesridder uitgestald. De vier dragers zijn: Atilius Regulus (met blote schouders /rechts aan het voeteneinde). Hij symboliseert grootmoedigheid. Julius Caesar (links aan het voeteneinde) symboliseert standvastigheid. Hanibel (linksvoor van de hoofdzijde) symboliseert volharding. Philipus van Macedonië symboliseert voorzichtigheid.
In de vier dragers waren oorspronkelijk ijzeren staven verwerkt. Door uitzetting van roest zou dit op den duur geleid hebben voor ernstige beschadiging van de beelden. Daarom zijn de ijzeren staven vervangen door brons. Het is te zien aan de ‘onthoofding’ (zaagsnede) van de beelden.
Op de schouders van Regulus zien we vandalisme in de vorm van krassen. De oudste is van 1602. Dat inkrassen in het harde materiaal moet heel wat tijd gekost hebben en uiteraard mocht men dat niet zien. Mogelijk hebben daders zich laten insluiten in de kerk, zodat men alle tijd had.
Op de pedestal van het graf bevinden zich 18 wapenschilden van de volgende families / streken: Nassau, Litauen, Mass3, Milanen, Ostenrick, Pfalts, Lorraine, Ottinghen, Baden (2x), Falkenstein, Solms, Iulers, Heinsberg, Salm, Polanen, Lamarck en Nassau. De familiewapens zeggen iets over de mensen met wie zij omgang hadden en wie ze belangrijk vonden.
Er zijn ook vier tekstbordjes op hoekstenen, waarvan twee blanco. Op de andere twee staan de teksten:
– MATTILIUS REGULUSFIDEM INFPACTUS SERVAVI MAGNANIMITAS.
Vrij vertaald: prins ik heb het geloof gered met een onvertakte grootmoedigheid
– CIVLIUS CAESAR VIRTUE BELLICA IMPERAVI FORTITUDO.
Vrij vertaald: Julius Caesar regeerde met kracht de oorlog
Uit het feit dat twee bordjes blanco zijn blijkt, dat men in de toekomst nog aanvullende teksten heeft willen plaatsen, maar dat is dus nooit meer gebeurd.
Onder dit praalgraf bevond zich een vergeten kelder. De grafkelder is in 1937-1938 geopend, minutieus onderzocht en gerestaureerd. De aanleiding was de heersende oorlogsdreiging. De toenmalige Burgemeester van Slobbe was op zoek naar schuilkelders voor de bevolking. Hij had gehoord over onderaardse gangen die het kasteel en de kerk zouden verbinden. Er werd een wichelroedenloopster ingehuurd om deze gangen op te sporen. Gangen zijn niet gevonden, maar wel een holle ruimte in de Prinsenkapel. Dit bleek de grafkelder te zijn. Deze kelder was bekend uit de literatuur en het testament van prins Willem van Oranje. In deze grafkelder stonden op ijzeren bokken vier loden kisten, drie grote en één kleine. In een van de kisten waarop ‘1538 Henri III Comte de Nassav’ (Graaf van Nassau) stond, lag het gebalsemde en in linnen doeken gewikkelde lichaam van Hendrik III van Nassau (overleden op 13 september 1538 in Breda). In de andere kist werd het skelet van René van Chalon (1519-1544), gevonden, de zoon van Hendrik III. Van zijn twee meter lange lichaam was het sleutelbeen verbrijzeld en ook de beenderen daaromheen waren zwaar beschadigd. Réne van Chalon overleed op 25-jarige leeftijd in Saint-Dizier (18 juli 1544) tijdens een veldslag aan een slagaderlijke bloeding als gevolg van een granaatontploffing. Zijn hart en ingewanden rusten in de kapel van Bar-le-Duc. Op de kist stond een loden trommel met daarin de stoffelijke resten van Maria, een in de wieg gestorven dochter van René van Chalon en Anna van Lotharingen. In de derde kist lag Anna van Egmond (gravin van Buren), de eerste vrouw van Willem van Oranje, begraven. In het kleinste kistje lag hun jongste dochtertje Maria. Zij stierf toen zij 1 jaar was. Er was ook een tonnetje met gebalsemde ingewanden. De ton stond naast de kist van Anna van Egmond. De stoffelijke resten werden in nieuwe bronzen kisten gelegd.
Sinds 1584 is Delft de laatste rustplaats voor leden van het Huis van Oranje en het Koninklijk Huis. In aanwezigheid van koningin Wilhelmina, die steeds zorg heeft gedragen voor de graven van haar voorouders, is de Bredase grafkelder in de Prinsenkapel op 14 september 1938 definitief gesloten met een zwart marmeren stenen tegel met een afmeting van ca. 0,9 x 1,4 meter. Op de tegel is vermeld:
SLUITSTEEN VAN DE GRAFKELDER
VAN DE LAATSTE LEDEN DER GESLACHTEN
VAN NASSAU EN ORANJE-NASSAU
DIE TE BREDA ZIJN BIJGEZET.
Daaronder staan de familiewapens met de namen en de sterfdata van de vier bijgezette Nassau’s:
– Hendrik III Graaf van Nassau enz. enz. ( † 1538)
– René van Chalon prins van Oranje, graaf van Nassau enz. enz ( † 1544)
– Anna van Egmond gravin van Buren eerst gemalin van prins Willem I († 1558)
– Maria eerste jong gestorven kind van prins Willem I

Omschrijving: grafmonument Frederik van Renesse
Afmeting tombe: ca. 1,4 (b) x 2,4 (l) x 1,3 (h) meter. De hoogte van de achterwand is ca. 4 meter
Jaar: 16de eeuw
Restauratie: 2003
Locatie: in kooromgang, nr. 7 op de plattegrond

Het verhaal:
Het grafmonument bevindt zich precies in het midden van de kooromgang in de hoofdas van de kerk. Het is samengesteld uit vier hoofd onderdelen:
– De wandnis.
– De tombe.
– De liggende beelden.
– De invulling van de achterwand van de grafnis.
Op de tombe liggen de brokstukken van de gisanten van Frederik van Renesse (1470-1538) en zijn vrouw Anna van Hamel (1478-1556). Het monument is tijdens de beeldenstorm zwaar beschadigd. Zo zijn onder andere de gisanten kapot geslagen en de meeste gezichten weggehakt.
In de wandnis achter de tombe bevindt zich een beeltenis van een biddende Onze-Lieve-Vrouw van Smarten met een doorboord hart. Om Maria heen zijn ronde reliëfs weergegeven van de zeven smarten. Onze-Lieve-Vrouw van Smarten is een titel voor Maria in het kader van de Mariaverering en het is een thema in de beeldende kunst. Hierbij wordt Maria rouwend afgebeeld, bedroefd om haar aan het kruis gestorven zoon Jezus, voor wie ze een leven lang gezorgd heeft. Deze dag wordt jaarlijks op 15 september herdacht, de dag na het feest van de Kruisverheffing gevierd. Doorheen de eeuwen kent OLV van Smarten een grote verering binnen het volksgeloof. Met dit feest gedenkt de Katholieke Kerk de zeven smarten van Maria:

  1. De profetie van Simeon in de Tempel bij het opdragen van Jezus. (Lucas 2:25-35)
  2. De vlucht naar Egypte. (Mattheüs 2:13-14)
  3. Het zoekraken van Jezus in de Tempel. (Lucas 2:42-51)
  4. Ontmoeting van Maria met Jezus op weg naar de Calvarieberg
  5. Maria staat onder Jezus’ kruis (Stabat Mater). (Johannes 19:25-27)
  6. Maria omhelst Jezus’ dode lichaam na de kruisafneming (Piëta)
  7. Jezus wordt begraven. (Mattheüs 27:57-66, Marcus 15:42-47, Lucas 23:50-56, Johannes 19:38-42)

Links en rechts op de tombe zijn sierlijke afbeeldingen weergegeven.
Frederik II van Renesse was de zoon van Jan VII van Renesse (1414-1492) en Margaretha van Culemborg (1444-1505). Hij was de stamvader van de ‘Belgische tak‘ Van Renesse van Elderen. Door huwelijk met Anna van Hamel kwam deze tak in bezit van de heerlijkheid Elderen (B) en verwierf hij de titel van graaf van Warfusée (nabij Luik). Vanaf 1505 was hij heer van Oostmalle. Tijdens zijn leven was hij ook nog heer van Pierschille (1525), Ameliswaard en Grimmstein (Oostenrijk).
Frederik van Renesse kwam in het kielzog van stadhouder Hendrik III van Nassau in 1515 naar Den Haag en werd daar een zeer invloedrijke persoon. Als rechterhand van stadhouders Hendrik III van Nassau en Antoon I van Lalaing (1480-1540) en raadsheer bij het Hof van Holland was hij een belangrijke factor voor het welslagen van de onderhandelingen met de onderdanen. Ook bij de onderdanen stond hij in hoog aanzien, waardoor hij een bemiddelende rol kon spelen als er onenigheid was tussen de stadhouders en de onderdanen. Bij gelegenheid wachtte men op zijn komst als er overleg moest worden gepleegd.
Uit verschillende brieven van Gerrit van Assendelft blijkt dat Frederik van Renesse een van de meest invloedrijke mannen was in Den Haag in de eerste helft van de zestiende eeuw. Zijn populariteit blijkt uit ook uit de vele giften die hij ontving van de landsheer, keizer Karel V (1500-1558), en de verschillende Hollandse steden.
Naast zijn rol in Den Haag en Holland bekleedde Frederik van Renesse verschillende hoge functies voor Hendrik III van Nassau in Brabant, onder meer als drossaard van Breda en Diest.
Linksonder de tombe is vermeld:
D.O.M. CLARISS FOVITI DNO FREDERICCA RENESSE D DE MAL CAES CONSILIA RIO ET DITIONIS BREDEN PRAEFECTO SUMMOD ANNA AB HAMELE ELDEREN ET MANY DNA CONIVGI CHARISSIMO PATRIO OP ME UXOR LEBERIQ CUM LACHRYMIS POSVERE
Vrij vertaald:
DOM staat voor Deo Optimo Maximo, aan God, de beste en hoogste, gewijd / Godshuis.
? Frederik van Renesse raadgever en gezaghebber van het kwaad in Breda gehuwd met Anna van Hamele uit Elderen laat vrouw en kinderen in tranen na ?
Rechtsonder de tombe is vermeld:
VIXIT ANN LXVIII OBIIT XIII CAL IVN AN A CHRIST NATO MDXXXIII DNA ANNA AB HAMEL ELDRIS MANY AC MAL DNA OB SINGULAREM EIUS IN PAUPERES PIERTATE UBI0 LAUDATISS ISTUD SEPULCHRV ELEGIT VIXIT ANNOS 77 MESES 8 OBYTANNO 1550 Z6 DIE MENISIVNY
Vrij vertaald:
Leeftijd 68 jaar gestorven 19-5-1538 gehuwd met Anna van Hamel geboren te Elderen hij genoot veel waardering wegens zijn unieke medewerking onder de armen wat leidde tot dit meest prijzenwaardige graf leeftijd 77 jaar en 8 maanden gestorven 26-7-1550


Omschrijving: grafplaat Willem van Galen
Afmeting: ca. 1,2 x 1,8 meter
Jaar: 1539
Materiaal: messing
Locatie: in het koorgedeelte, nr. 8 op de plattegrond

Het verhaal:
Op veel plaatsen in de vloer zijn er lege plekken in de kerk. Hier hebben koperen en messing platen gelegen die later zijn geroofd door de Fransen tijden de Franse tijd (1795-1813). Vaak probeerde men grafstenen/platen tegen roof te beschermen. Vooral als er veel koper in was verwerkt, draaide men de steen/plaat gewoon om! Zo werden grafstenen behouden. Er werd wel eens vergeten de grafsteen weer terug te draaien. Zo kwam soms na vele jaren weer een prachtige grafsteen tevoorschijn.
De mooiste grafplaat, die bewaard is gebleven, is die van de kanunnik (priester) Willem van Galen. Het is een schitterende messing plaat van maar liefst vier cm dik. Op de plaat is Willem van Galen is hij weergegeven in priestergewaad, zijn handen gevouwen voor de borst en daarboven de priesterkelk met hostie. In de hoeken staan de symbolen van de vier evangelisten. Dat zijn de leerlingen van Jezus die zijn levensverhaal hebben opgeschreven. Linksboven staat een adelaar: het symbool van Johannes. Rechts bovenaan staat een engel: het symbool van Mattheus. Links onderaan een leeuw: Marcus en rechts onderaan een rund het symbool van Lucas.
De fraai gegraveerde dekplaat is vrijwel zeker in de Zuidelijke Nederlanden vervaardigd, mogelijk in Mechelen. De gegraveerde lijnen waren ooit nog gevuld met kleurrijk email. Het decor is geheel in de stijl van de renaissance, kort voordien in Breda geïntroduceerd door Hendrik III (1483-1538), graaf van Nassau en heer van Breda.
Aan de linkerzijde van de plaat is vermeld:
AVG ANO 1539 C9Q3 ANIMA DEO VIVAT SAXVM HOC CINERES HABET
Vrij vertaald: Anno 1539-?-? de ziel van God leeft 60 jaar voort in zijn as
Aan de rechtszijde is vermeld:
GVILHELMI DE GAELLEN SACRE THEOLOGIE LICECIATI BREDEN CON
Vrij vertaald: Willem van Galen heilige theologie in licentie gegeven aan Breda
Aan de bovenzijde is vermeld:
VENERABILIS VIRI DOMINI ET MGRI
Vrij vertaald: eerbare man van de Heer en Maria
Aan de onderzijde is vermeld:
CILHOS BEKEN DECANI QVI OBIIT Z9
Vrij vertaald: ? decaan overleden op 79 jaar?
Tegenwoordig is de plaat ter bescherming afgedekt met een dikke glazen plaat. Door de weerspiegeling is helaas de plaat nu slecht zichtbaar.
In 1539 overleed Willem van Galen, die pastoor van Dongen was geweest en daarnaast landdeken van Hilvarenbeek en deken van het kapittel in de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Breda. Hij was dus iemand van bestuurlijk belang in de Kerk.
Het ontwerp van deze grafplaat is echter niet uniek. De grafsteen van Hiëronymus van Oisterzeel heeft dezelfde kenmerken, maar deze is echter in steen uitgevoerd.

Omschrijving: overige grafstenen
Jaar: 15de tot en met de 19de eeuw
Materiaal: hardsteen

Het verhaal:
Een algemeen verbod tot begraven in de kerk werd met ingang van 1 januari 1829 van kracht. De laatste begrafenis in de Grote of O.L.V. Kerk vond plaats op 16 november 1828 plaats. Meer dan 200 grafstenen uit de 15de tot en met de 19de eeuw bedekken de vloer van de kerk. Het ontbreken van regelmaat en de bijzondere lichtval maken dat de kerkvloer er nog steeds uitziet als een vloer waar elke dag nog begraven wordt. Alles is er ook aan gelegen dit unieke karakter te bewaren.
Rijke mensen die in de kerk begraven wilden worden en een eigen grafkelder wilden hebben, konden er een huren, kopen of laten maken. Men moest dan echter ook betalen voor de kosten van de kerkvloer. Alleen de allerrijkste konden dit veroorloven. Vaak stonden ze daar zelf op afgebeeld.
In de kerken, dus ook in de Grote Kerk werden voornamelijk rijke mensen begraven. De minder welgestelden werden op het kerkhof buiten begraven. Via de spleten in de dekstenen kwam niet zelden de geur van het ontbindend lichaam naar boven. Aan de gewoonte rijke mensen in de kerk te begraven hebben we de uitdrukking “rijke stinkerd” te danken.
Afhankelijk van de steensoort (hard of zacht) zijn de reliëfs van de grafstenen soms behoorlijk ingesleten. Sommige reliëfs zijn wel acht centimeter hoog.
In de opening voor het koorhek ligt het graf van de familie Jonston. Joris Jonston was koster van de Grote Kerk en bereikte – zeker voor die tijd – de respectabele leeftijd van 99 jaar. Tot zijn dood heeft hij het kostersambt vervuld, evenals zijn zoon Willem na hem. Die was overigens maar 44 jaar toen hij stierf na zes jaar kosterschap. De plaats waar hij begraven ligt is niet toevallig. Vanaf deze plaat hield de koster toezicht op het goede verloop van de kerkdiensten, die plaats vonden in het schip.
In de zuidelijke zijbeuk van het koor ligt Lucia de Lasco (1633) begraven. Zij stierf zes maanden oud. Het Bredase stadsbestuur was haar peetvader. Haar echte vader was Charles de Lasco, een in Brussel uit Italiaanse ouders geboren kunstschilder. Hij werkte veel voor prins Philips Willem van Oranje. De familie de Lasco was goed katholiek en beleefde dat op de Italiaanse manier, waarin heiligen en wonderen een grote rol speelden. Dat bleek in 1629 toen de twaalfjarige dochter van Charles de Lasco, Maria de Lasco, die aan beide benen verlamd was, plotseling zei genezen te zijn, nadat zij in de Grote Kerk een verschijning van de heilige Maria had gekregen. Het wonder werd op last van de bisschop onderzocht. Na onderzoek werd het wonder afgedaan als een hersenschim en niet erkend. Maria werd beschreven als een geëxalteerd (zeer opgewonden) kind. Met haar vader liep het ook niet goed af. In 1639 werd hij aangehouden op verdenking van homofilie. Hij legde een volledige bekentenis af en werd ter dood veroordeeld door wurging. Dit ondanks de hulp die hij van enkele gerenommeerde Bredase advocaten heeft gehad.
Op het hoogkoor ligt begraven Theobald von Weibnom (1626-1691). Hij was van 1678 tot 1691 gouverneur van Breda. Hij was een goede vriend van koning-stadhouder Willem III van Oranje (1650-1702). Wellicht ongewild ondervindt Von Weibnom tot op de dag van vandaag de nodige belangstelling van genealogen en schatzoekers. Bij zijn dood was hij een zeer gefortuneerd man. Omdat hij echter geen testament had gemaakt en zijn wettige erfgenamen onbekend waren werd zijn fortuin beheerd door enkele personen, die door Willem III waren aangewezen. Dit in afwachting van serieuze pretendenten voor de erfenis. Die hebben zich tot nu toe nog niet aangediend, on­danks de vele personen die beweren een directe afstammeling te zijn van Weibnom. Zij hebben echter geen overtuigend bewijs kunnen leveren en het valt ook niet aan te nemen dat het nog gebeurt.
Johan (Jan) Theobald baron von Weibnum (of in het Frans: de Weibnom), in het Ned.: “Heer van Webbenum”, geboren Metzger (1626-1691) was luitenant-generaal der cavalerie in dienst van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en van 1678 tot zijn overlijden militair gouverneur (stad- en slotvoogd) van de vesting Breda.
Hoewel overtuigd katholiek was hij een vriend van koning-stadhouder Willem III van Oranje, die baron van Breda was. In zijn Bredase periode veranderde Metzger zijn naam in Theobald Metzger von Weibnom, met de toegevoegde naam vernoemd naar de geboorteplaats van zijn moeder, Webenheim (eerder: „Weibenau“ → Weibnum) in Saarland. In deze plaats was Theobald ook opgevoed tot zijn 18e jaar, bij de pastoor aldaar die een vriend was van de familie van moederskant.

Omschrijving: graf van onbekende
Afmeting: ca, 1,9 (l) x 0,8 (h) x 0,8 (d) meter
Jaar: 15de eeuw
Restauratie: 2002
Materiaal: kalksteen
Locatie: nr. 9 op de plattegrond

Het verhaal:
In de Franciscuskapel aan de noordzijde begint zich het grafmonument van een onbekende dat in 1902 is ontdekt. Het is een tombe met dekplaat, waarop het naakte lichaam van een man ligt op een met een dunne doek bedekte dodenmat. Zijn linker hand ligt op zijn kruis en zijn rechter arm en hand ligt naast zijn lichaam. De dodenmat ligt opgerold onder het hoofd. Tegen de achterwand zijn boognissen geplaatst die geflankeerd worden door contreforten (steunberen). De zij- en achterwanden van deze nissen zijn uitgevoerd met gotische vensters en stergewelven. Over de betekenis van het monument doen veel speculaties de ronde. Vaak is gesuggereerd dat het hier het graf van de bouwmeester van de kerk betreft. Hiervoor ontbreken echter de bewijzen.

Omschrijving: Epitaaf Dirk Van Assendelft
Kunstenaar: Cornelis Floris (waarschijnlijk)
Afmeting: ca. 5 (h) x 2 (b) meter
Jaar: 1553
Restauratie: 2002
Materiaal: albast
Locatie: in kooromgang, nr. 10 op de plattegrond

Het verhaal:
Een epitaaf is een rechtopstaand (verticaal) monument voor een persoon van aanzien vaak voorzien van informatie, heraldiek en sierlijke elementen. Dit is veruit de mooiste en grootste epitaaf in de kerk.
Dirk van Assendelft (1498-1553), heer van Besoyen, Heinenoord en Albrandswaard was schout van Breda. Het Schoutschap van Paulus van Nassau ging over op Dirk van Assendelft. In 1542 werd hij aangesteld door René van Chalon, prins van Oranje en sindsdien is het steeds van vader op zoon overgegaan. Van Assendelft was getrouwd met Adriana van Nassau (1512-1558), een dochter van Paulus van Nassau en Catharina van Haeften en achterachterkleinkind van Engelbrecht I van Nassau-Siegen en Johanna van Polanen.
Het gezin vestigde zich in de groot voornaam huis in de Nieuwstraat, een van de oudste Ridderhuizen van Breda. Het was in eerste instantie de woning van Jan Van Nassau, erkende bastaard van Jan IV van Nassau en dus een halfbroer van Engelbrecht II. Het huis is in 1806 samen met andere woningen opgegaan in het klooster van de zusters Franciscanessen. Het torentje van Assendelft steekt nog altijd zichtbaar boven de huizen uit. Toen het huis overging gaan het klooster kreeg het pand de naam ‘Liefdesgesticht’ hetgeen nog altijd op de gevel staat. In 2016 is het voormalige klooster in gebruik genomen als hotel. Dankzij de bewoners van het Nassau geslacht kreeg het naam Hotel Nassau.
Het monument voor Van Assendelft en zijn vrouw werd waarschijnlijk gemaakt in het atelier van Cornelis Floris. Het bestaat uit drie etages: bij het onderste worden beiden personen afgebeeld, knielend aan weerszijden van een gebedsbankje voor een reliëf van het laatste oordeel. Het middelste stuk beeldt een groep mensen in aanbidding voor de koperen slang uit het Oude Testament. Het bovenste stuk bevatte het wapenschild van de familie, dit werd, tezamen met een viertal beeldjes van deugden, in de Franse tijd weggehakt. De epitaaf is een aantal malen gerestaureerd.
Het is aannemelijk dat op het grote rechthoekige vlak aan de onderzijde ooit een tekstplaat heeft gezeten met info over De Biest. Helaas is deze verdwenen en missen we niet de gegevens.
Tijdens de Beeldenstorm, die vooral gericht was tegen religieuze voorstellingen, heeft deze epitaaf weinig schade opgelopen. En door zijn hoge positie heeft het minder te lijden gehad van gewelddadigheden.

Omschrijving: Epitaaf Joris Van Froenhuijsen
Afmeting: ca. 90 (h) x 60 (b) cm
Jaar: 1528
Restauratie: 2003
Materiaal:
– omlijsting Bamberger kalksteen
– plaat verguld brons
Locatie: in kooromgang, nr. 11 op de plattegrond

Het verhaal:
Een epitaaf is een rechtopstaand (verticaal) monument voor een persoon van aanzien vaak voorzien van informatie, heraldiek en sierlijke elementen.
Onderschrift: Hier benede leet begrave Joris van FroeHuijse camerling was van Greve Henric van Nassau.
Joris van Froenhuijsen († 1528) was rond 1514 in dienst getreden bij graaf Hendrik III van Nassau. In dat jaar schonk de stad hem voor het eerst ‘VI ellen fynen Engelschen laken’. Joris was door graaf Hendrik met het toezicht belast op de ‘roeydrager’. Die moest hem jaarlijks 25 gulden uitreiken. Joris was vaak namens de heer aanwezig bij het controleren van de jaarrekeningen van de stad. In 1519 erkende hij, dat hij ‘doer gebruyckenisse ende goetwillicheyt’ van heer Hendrick van de Corput, zijn buurman, ‘een banck ter straeten waert ende aen syn poorte van zynen huyse aen de Katerstrate (Catharinastraat) gelegen, voir den muer van heer Henrick van den Corputs huys ende erve heeft doen setten’, maar dat hij die bank ‘sal ruymen’ als heer Henrick dat nodig vond.
De situering van de nog bestaande kelders tussen nr. 24 en nr. 26 toont een brede inrijpoort tussen beide huizen. In die poort of gang is de genoemde bank geplaatst. De kelders van Joris van Froenhuysen kregen vandaar uit daglicht. Hij bewoonde met zijn gezin van zeven kinderen dit betrekkelijk klein huis tot zijn overlijden in 1528, waarna zijn erfgenamen het huis verkopen ‘om een somme van gelde Cornelissen van den Corput, Anthoniszone als hoochste coopman, de huysinge, hovinge ende erffenissen met achterhuyse daer wylen Jorys van Froenhuysen uutgestorven is’.
Op de afbeelding zien we het verhaal van Joris en de Draak. Mogelijk was Joris van Froenhuijsen lid van de St. Joris gildevereniging, zie de tekst hierboven bij de gilde hoofdjes.

Omschrijving: Epitaaf Van Dendermonde
Afmeting: ca. 3 (h) x 1,5 (b) meter
Jaar: 1536
Restauratie: 2003
Materiaal: steen
Locatie: in kooromgang, nr. 12 op de plattegrond

Het verhaal:
Een epitaaf is een rechtopstaand (verticaal) monument voor een persoon van aanzien vaak voorzien van informatie, heraldiek en sierlijke elementen. In de Grote Kerk zijn er zeven.
Vroegrenaissance stijl naar voorbeeld van de Antwerpse kunstenaar Cornelis Florisz.
Jan van Dendermonde, heer van Borgnival, (1529-1536).
Onder de epitaaf is vermeld:
NOBILI ET VIRTUTE BELLICA CLARO VIRO D JOHANNUS VAN DENDERMONDE D DE BORGNIVAL CAROLI QUINTI CAESARIS A MACHINIS BELLICIS PRIMARIO PRIMO TORNACENSIUM ET DEINDE TRAIECTENSIUM POSTQUAM CAESARIS IMPERIUM AGNOVISSENT DYNASTE HEREDES POSVERUNT OBIIT BREDE CALENDIS
MAY A MDXXXVI
Vrij vertaald: Edel en moedig man met militaire dapperheid Jan van Dendermond heer van Borgnival primaire leider van oorlogvoering onder Karel de Vijfde in de Doornlanden? nadat hij de erfgenamen van zijn dynastie had erkend. Gestorven te Breda mei 1536

Omschrijving: Epitaaf Claas Vierling
Afmeting: ca. 3 (h) x 1,2 (b) meter
Jaar: 1639
Restauratie: 2003
Materiaal: steen
Locatie: in kooromgang, nr. 13 op de plattegrond

Het verhaal:
Een epitaaf is een rechtopstaand (verticaal) monument voor een persoon van aanzien vaak voorzien van informatie, heraldiek en sierlijke elementen.
Vroegrenaissance stijl naar voorbeeld van de Antwerpse kunstenaar Cornelis Florisz.
Claas Vierling (1560-1639) was raadsheer voor graaf Hendrik III van Nassau (1483-1538). Hij was tijdgenoot van Gabriël de Biest van wie zich eveneens een epitaaf in de kerk bevindt.
In het middenstuk is de tekst weergegeven: DOMS PRUDENTIA ET INTEGRITATE VITAE ORNATISS VIRO NICOLA VIERLING ILLUSTRISSIS HEROIBUS HENRICO COMITI A NASSAU AC RENATO ET GUILHELMO PRINCIPIBUS AURANIAE CONCILIIS ET RATIONIBUS LIBERI PATRIOPT MERITO TUMULUM CUM LACRYMIS POSVERE OBIIT VI VIXIT ANNO IVNII A D LXXII MENS XV XLVI VII
Vrij vertaald:
DOMS staat voor Deo Optimo Maximo, aan God, de beste en hoogste, gewijd.
Voorzichtigheid en een integer leven sierden Claas Vierling, zijn meest illustere helden graaf Hendrik van Nassau en uit dezelfde tijd Willem, prinsen van Oranje, raadsheer voor de principes van vrijheid en patriottische verdienste, laat een graf met tranen na.
Overleden1 november 1639 in de leeftijd van 72 jaar en 8 maanden

Omschrijving: Epitaaf Jan Van Hulten
Afmeting: ca. 3 (h) x 1,2 (b) meter
Jaar: x eeuw
Restauratie: 2003
Materiaal: steen
Locatie: in kooromgang, nr. 14 op de plattegrond

Het verhaal:
Een epitaaf is een rechtopstaand (verticaal) monument voor een persoon van aanzien vaak voorzien van informatie, heraldiek en sierlijke elementen.
Aan de bovenzijde bevindt zich een witte vierkante lijst. Het is aannemelijk dat hier ooit nog een tekstbord of iets dergelijks heeft gezeten. Het is hoogstwaarschijnlijk dat dit in de loop der jaren verloren is geraakt.
Aan de onderzijde is vermeld:
DOMS JOANNI HULTNIO AEQUI BONIQUE STUDIOSS AG IN ADMINISIIATIONI REIPUB BRED MVLTIS ANNIS AVT CONSULI … SENATORI VIGILANTISS ENGELBERTUS .. ES FILII PATRI OPT F.C. VIX AN LXXVIII .IEN II D VI ORIT ANNO DMDLIIII IIII NOVE
Vrij vertaald:
Door het wegvallen van diverse letters en woorden is de vertaling nog niet gedaan.
Jan van Hulten ……. Gestorven 4-11-1554

Omschrijving: Epitaaf Gabriël De Biest
Afmeting: ca. 3 (h) x 1,3 (b) meter
Jaar: 1546
Restauratie: 2003
Materiaal: steen, marmer
Locatie: in kooromgang, nr. 15 op de plattegrond

Het verhaal:
Een epitaaf is een rechtopstaand (verticaal) monument voor een persoon van aanzien vaak voorzien van informatie, heraldiek en sierlijke elementen.
Vroegrenaissance stijl naar voorbeeld van de Antwerpse kunstenaar Cornelis Florisz.
Gabriël de Biest was raadsheer voor graaf Hendrik III van Nassau (1483-1538). Hij was tijdgenoot van Claas Vierling (1560-1639) van wie zich eveneens een epitaaf in de kerk bevindt.
Het is aannemelijk dat op het grote rechthoekige vlak aan de onderzijde ooit een tekstplaat heeft gezeten met info over De Biest. Helaas is deze verdwenen en missen we niet de gegevens.
Huize Justinus van Nassau aan het Kasteelplein 55/Cingelstraat, werd kort na 1534 gebouwd in opdracht van Gabriel van Biest. Het bestond uit drie vleugels die om een binnenplaats waren gegroepeerd en een traptoren. Van 1606-1608 werd door Justinus van Nassau een achtkantige hoektoren aan de buitenzijde gebouwd en er kwam een galerij om de binnenplaats. In 1790 volgde een verbouwing in Lodewijk XVI-stijl door Willem Frederik van Oranje-Nassau (Willem I der Nederlanden) (1772-1843). Hierbij werden de muren, die voorzien waren van natuurstenen speklagen, gepleisterd. Het huis bevat schouwen in Lodewijk XIV-stijl en stucplafonds in Lodewijk XV-stijl.

Omschrijving: Epitaaf Andreas August(us)
Afmeting: ca. 3 (h) x 1,3 (b) meter
Jaar: 1762
Restauratie: 2003
Materiaal: zwart en wit marmer (Noir Marie uit Doornik)
Locatie: in het hoogkoor, nr. 16 op de plattegrond

Het verhaal:
Een epitaaf is een rechtopstaand (verticaal) monument voor een persoon van aanzien vaak voorzien van informatie, heraldiek en sierlijke elementen. Deze is als enige in rococostijl. Het is de enige epitaaf voor een ‘buitenlander’ in de kerk.
De afbeelding is versierd met een wapenschild vastgehouden door twee leeuwen, kanonnen, harnassen en trommels. De leeuwen zijn onthoofd tijdens de beeldenstorm. Het wapenschild is van de Deense familie Pretorius.
Aan de onderzijde is vermeld:
Perenni memoriaes perillustri ac excellentissimo viro D no andreae augusto comiti de pretorius Equiti ordinis denabrogici, pedestris exercitus belgii foederatie prefecto summo, castellano et gubernatori sluae quae est in flandria subiectarumque urbium et fortalitiorum, chiliarchae & c. & c. & c.
natus XII april is MDCLXXXM
orbit XXII martii MDCCLXII
Vrij vertaald:
Voor altijd in ons geheugen de illustere en meest uitmuntende man de heer Andreas Augustus, graaf van Pretorius, ridder in de orde van Dannebrog, opperbevelhebber van het infanterieleger van de federatie van België, kasteelheer en gouverneur van de gewesten in Vlaanderen en haar steden en dorpen, kolonel, enz. enz. enz.
geboren 12 april is 1680
overleden 22 maart 1762
Andreas August was een officier die behoorde tot een Deense militaire familie. Zijn vader was luitenant-kolonel Georg Wilhelm Pretorius. In Nederland werd August generaal en commandant van het infanterieregiment, in 1747 lid van de Hoge Oorlogsraad, in 1748 (na de vrede van Aken) gouverneur van Bergen op Zoom en in 1759 in Sluis. In 1748 werd August verheven tot het Deense graafschap. Hij stierf op 22 maart 1762 te Zundert en werd op 27 maart op zijn landgoed in Breda begraven. Op internet is opvallend weinig informatie in het Nederlands over August te vinden, waaruit valt te concluderen dat ondanks zijn toenmalige bekendheid nog maar weinig is overgebleven in het heden.

Omschrijving: houtsnijwerk koorgestoelte /misericorde / zitterkes
Afmeting: ca. 30 cm
Kunstenaar: waarschijnlijk Matthijs van der Poel voor het restauratiegedeelte
Jaar: 1440-1445
Materiaal: eikenhout
Locatie: in het hoogkoor, nr. 17 op de plattegrond

Het verhaal:
Kanunniken (koorheren) en zangknaapjes moesten tijdens het zingen van de getijden soms heel lang staan. Ze konden daarbij wat steun vinden door tegen de koorbanken te leunen en zo flauwvallen voorkomen. In de Grote Kerk bevindt het koor zich in een afgesloten gedeelte waardoor kerkgangers de koorheren toch niet konden zien. De koorbanken zijn in feite niet meer dan geschakelde klapstoelen. Aan de onderkant van zittingen werden misericorden of zitterkes aangebracht. Het zou ongepast zijn hier religieuze motieven aan te brengen, omdat de koorheren er met hun achterwerk tegenaan leunden. De houtsnijders hebben zich uitgeleefd in het maken van de afbeeldingen. We zien onder andere draken, gedrochten, narren en andere grappige afbeeldingen. Tijdens de beeldenstorm zijn diverse afbeeldingen beschadigd. Sommige waren zo beschadigd dat herstel niet mogelijk was. Deze zijn volledig weggehaald. Vlak na WOII heeft men deze vervangen door moderne afbeeldingen. Zes nieuwe afbeeldingen werden toegevoegd door de Bredase houtsnijder Matthijs van der Poel. Eén zitterke is nog steeds blanco en wacht eigenlijk nog op een nieuw houtsnijwerk, maar of deze er nog ooit zal komen is twijfelachtig. Eén koorbank is opvallend hersteld met de afbeelding van een motorrijder en een bijrijdster, waarmee meteen duidelijk wordt dat dit een recente aanvulling is. In de volksmond wordt deze afbeelding ‘Trees met haar Canadees’ genoemd, hetgeen verwijst naar een Canadese bevrijder in de Tweede Wereldoorlog. Trees kreeg blijkbaar een relatie met deze soldaat.
Op een andere stoel zien we twee militairen. Een Poolse militair houdt een Duitse soldaat onder schot. Daar onder de tekst: ‘dziękujemy wam polacy 1944’, wat ‘bedankt Polen’ betekent.
De Rijksdienst voor de Monumentenzorg was aanvankelijk tegen het aanbrengen van nieuwe misericorden, die belangrijke gebeurtenissen uit de geschiedenis van Breda voorstellen, maar dankzij de opstelling van de Kerkvoogdij werden ze toch aangebracht.
Er zijn slechts acht Nederlandse en vijf Belgische kerken met zitterkes. Het houtsnijwerk van de koorbanken van de Grote Kerk in Breda is uniek in de Nederlandse kerken. De Grote Kerk van Breda heeft van alle kerken de meeste afbeeldingen op de misericorden: 55 middeleeuwse, 6 moderne en 1 blanco wat het totaal op 62 brengt. Tevens hebben de afbeeldingen in de Bredase kerk de meest gevarieerde onderwerpen van de nog resterende Nederlandse koorbanken. Het koorgestoelte telt aan beide zijden 31 zetels, 15 op de eerste en 16 op de tweede rij.

Omschrijving: houtsnijwerk koorgestoelte (wangen)
Afmeting: ca. 1 meter
Jaar: 1440-1445
Restauratie: 1625, 1933-1936
Materiaal: eikenhout
Locatie: in het hoogkoor, nr. 17 op de plattegrond

het verhaal:
De zijkanten van het koorgestoelte, welke men wangen noemt, zijn eveneens versierd met houtsnijwerk. Er zijn twaalf wangen op de vier rijen banken. Op twee na zijn alle wangen oorspronkelijk. De nieuwe wangen zijn bij de laatste restauratie van 1933 – 1936 aangebracht en vermoedelijk gemaakt door de beeldhouwer Matthijs van der Poel. Bekend is dat het koorgestoelte ook in 1625 al een restauratie moet hebben ondergaan. Dit is onder andere te herleiden uit de verschillende stijlen die gebruikt zijn. Diverse gezichten van de personen zijn weggehakt tijdens de beeldenstorm.
Tegen de zuidelijke koormuur zijn scènes uit het leven van Maria weergegeven. Aan de apsiszijde zijn links en rechts beneden Maria en haar nicht Elisabeth te zien. Samen stellen ze de ontmoeting tussen de twee zwangere vrouwen voor (Lucas 1:40). Aan de schipzijde stond waarschijnlijk de annunciatie afgebeeld, waarvan nu links onder alleen de engel Gabriël nog zichtbaar is.
Op de zijwang aan de kant van het presbyterium (priesterzijde), speelt zich de legende af van St. Barbara, patrones van Breda. We zien hoe de wrede vader zijn dochter eigenhandig onthoofdt, omdat ze haar geloof niet op wil geven.

Omschrijving: houtsnijwerk preekstoel
Afmeting: 4,5 meter
Jaar: 17de eeuw
Materiaal: eiken- en ebbenhout en messing
Locatie: in de preekstoel, nr. 18 op de plattegrond

Het verhaal:
De messing leuning van de trapopgang naar de kansel heeft de vorm van een slang. Mogelijk is die vorm gekozen om de predikant er op te wijzen dat hij geen misleidende taal moest gebruiken, zoals de slang deed naar Eva (2 Korintiërs 11:3) in het paradijs. De leuningslang zou dan een waarschuwingssymbool zijn.
Een andere opvatting verwijst naar het aanbidden van een koperen slang door de Joden op hun tocht door de woestijn, om een einde te maken aan een dood en verderf zaaiende slangenplaag. De slang zou dan een reddingssymbool kunnen zijn. De slang in de Grote Kerk heeft eigenlijk een dolfijnenkop. Vond de maker dat een echte slangenkop te vals zou overkomen? Of sluit die kop weer aan bij de reddingssymboliek? Een dolfijn is immers een mensenreddend dier.
De zeskantige kuip van de preekstoel en baldakijn (troonhemel) zijn rijk versierd met houtsnijwerk. De zesde zijde van de preekstoel staat tegen een grote stenen kolom. Op de onderzijde van de kuip zijn op iedere hoek bazuinengelen aangebracht. De engelen staan op hun beurt op duivels. Op de zijpanelen zijn onder andere engelen en engelenhoofdjes aangebracht. Op de troonhemel zijn eveneens hoofdjes van engelen aangebracht.

Omschrijving: houtsnijwerk prinsenbank
Jaar: 17de eeuw
Materiaal: eikenhout
Locatie: tegenover de preekstoel

Het verhaal:
De achthoekige prinsenbank is eenvoudig maar de baldakijn (troonhemel) is rijk versierd met houtsnijwerk.
In de oude kerken stonden geen stoelen. De mensen werden geacht te staan. Alleen voor vrouwen werd soms een uitzondering gemaakt. Ze konden dan op stro zitten dat op de grond was gelegd. Ook voor aanzienlijke mensen werd een uitzondering gemaakt. Speciaal voor hen waren er banken gemaakt. Deze banken stonden tegen de pilaren. Nu staat er nog een, recht tegenover de preekstoel. Dat is de zogenaamde Prinsenbank. Prinses Wilhelmina heeft in 1956 in de Prinsenbank gezeten toen zij na de restauratie de plechtige ingebruikname van de kerk bijwoonde.

Omschrijving: Drieluik Vinding van Heilig Kruis
Kunstenaar: Jan van Scorel
Afmeting: ca. 2,5 (h) x 4 (b) meter
Jaar: 1542
Restauratie: 1905-1908, 1922, 1961-1969, 2007-2013
Materiaal: doek, hout, metaal
Locatie: in Prinsenkapel, nr. 19 op de plattegrond

Het verhaal:
Omstreeks 1520-1525 werd het Herenkoor uitgebreid met een nieuwe kapel, de huidige Prinsenkapel. In 1526 werd het nieuwe altaar in deze kapel gewijd. De meest waarschijnlijke opdrachtgever is René van Chalon, de eerste prins van Oranje, zoon van Hendrik III van Nassau.
Het drieluik werd geschilderd in Utrecht door Jan van Scorel (1495-1562). Hij was een Noord-Nederlands schilder en tekenaar. Hij wordt beschouwd als een belangrijk vertegenwoordiger van de renaissance in de Lage Landen. Het is één van de drie bewaard gebleven monumentale altaarstukken die in de jaren veertig en vijftig van de 16e eeuw werden gemaakt. De andere twee zijn waarschijnlijk verloren gegaan tijden de Beeldenstorm.
Het drieluik toont de vinding van het Ware Kruis (Heilig Kruis). Op het middenpaneel staat afgebeeld de vinding van de drie kruisen door de Romeinse koningin Helena in Jeruzalem. Op het rechterpaneel is de vinding van het Ware Kruis te zien. Op de achterzijde van dit paneel is een afbeelding te zien van de Heilige Hubertus. Op de voorzijde van het linker paneel wordt de zogenaamde Slag bij de Milvische Brug verbeeld. Op de achterzijde van dit paneel staat een afbeelding van de Heilige Hiëronimus.
Het drieluik is gevat een een metalen frame dat de stabiliteit van de luiken garandeert. Door middel van een elektromotor worden de luiken twee maal per dag geopend en gesloten. Tussen 12:00 en 14:00 zijn de achterzijden van de zijluiken te zien.
Het altaarstuk werd in de afgelopen eeuwen diverse malen gerestaureerd. In de 20e eeuw gebeurde dat tussen 1905 en 1908, in 1922 en tussen 1961 en 1969. Tussen 2007 en 2013 werden de zijpanelen gerestaureerd door restauratieatelier Menno Dooijes in Makkum.
Toen Napoleon regeerde over de Nederlanden werd er belasting geheven op het bezit van eikenhout. Volgende de legende zou om deze reden de eikenhouten lijst geel zijn geverfd. Bij latere restauraties is de verf weer verwijderd.

Omschrijving: muurschildering Annunciatie
Afmeting: ca. 2,5 x 2,5 meter
Jaar: eind 15de eeuw
Restauratie: 1991-1998
Locatie: Noorder Transept, nr 20 op de plattegrond

Het verhaal:
In 1637 kwam de Grote Kerk in handen van de protestanten, na de verovering door Frederik Henrik van Oranje (1584-1647). Het was al de vijfde keer dat het eigenaarschap overging tussen katholieken en protestanten, ditmaal echter definitief. De muren werden wit geschilderd. Alle muur- en gewelfschilderingen verdwenen daarmee achter een dikke laag kalk. Met de wetenschap van nu een uitstekende daad, want daarmee bleven ze prima geconserveerd. Vele zijn weliswaar verdwenen, maar vanaf 1903 werden ze herontdekt en konden ze dankzij de jarenlange beschermlaag nog prachtig worden gerestaureerd. Met behulp van geavanceerde technieken werd deze fresco in zijn geheel van de muur gehaald en in Amsterdam tussen 1994 en 1998 gerestaureerd door toprestaurateur Dick Schoonekamp.
De kleurige muurschildering beeldt uit hoe Maria reageert op de boodschap (Lucas 1, 38) van de engel Gabriël dat zij moeder zal worden van de Zoon van God. “Maria vroeg aan de engel: Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad. De engel antwoordde: De heilige geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. Maria zei: De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd”.
Tussen Maria en engel Gabriël staat een koperen vaas met blanke lelies. De lelie is in de leer der emblemata een symbool van de maagd Maria, van zuiverheid en maagdelijkheid.
Onder op de lijst staat de volgende tekst: Elle maria dui tiat mudum uku thum
Vrij vertaald: Maria is samen met God?

Omschrijving: muurschildering St. Christoffel
Afm.: 8 (h) x 4 (b) meter
Jaar: 15de eeuw
Restauratie: 1906
Locatie: nr. 21 op de plattegrond

Het verhaal:
Tijdens een restauratie van de kerk in 1906 ontdekte men onder een laag witkalk allerlei muurschilderingen. Tegen de wand nabij de doopkapel, waadt de 8 bij 4 meter hoge gestalte van St. Christophorus (of Christoforus van Lycië). Zo’n grote muurschildering zie je zelden in een kerk.
Christophorus moet een geweldig groot persoon zijn geweest. Hij was de baas van vriend en vijand vanwege zijn lichaamskracht. Zo werd hij aanvoerder van een bende die de schrik was van iedereen. Maar toen hij ontdekte dat zijn kracht verkeerd gevolgen had, besloot hij op zoek te gaan naar iemand die nog sterker was dan hij om die te dienen. Maar wie? Misschien de keizer, want diens macht was groot. Zo werd hij lid van de lijfwacht van de keizer. Op een dag merkt Christophorus, dat de keizer bang was voor de duivel. Christoffel begreep dat de duivel machtiger was dan de keizer, dus trad hij in dienst van de duivel. Samen reden ze op zwarte paarden door de velden, iedereen schrik aanjagend. Toen op een moment de duivel op de vlucht sloeg voor een kruis langs de weg, was Christoffel weer teleurgesteld. Jezus was dus machtiger en hij ging op zoek naar Jezus. Op een dag klopte hij aan bij een kluizenaar. Op de vraag waar hij Jezus zou kunnen vinden antwoorde deze: “Ik kan niet zeggen waar hij is, maar je kunt hem wel dienen. Bouw langs de rivier een hut, ga er wonen en zet reizigers over de rivier. Gebruik je sterke schouders maar”. Jarenlang deed Christoffel wat de kluizenaar had gezegd. Op een stormachtige nacht werd hij gewekt door een kind dat hem vroeg de rivier over te zetten. Christoffel tilde het kind op de schouders, maar midden in de stroom wankelde Christoffel. De golven sloegen om hem heen en de last werd steeds zwaarder. Toen zei het kind: “Begrijp je nu wat het is om de last van heel de wereld te moeten dragen?” Nu wist Christoffel wie hij had gedagen en wie hij moest dienen.
Op de schildering staat Christoffel afgebeeld met een rode mantel in het water die druk bevaren wordt. Het Christuskind zit met de wereldbol in de hand op zijn schouders. In de verte zien we bootjes op de rivier dobberen en op de rotsachtige oevers komen vreemde wezens tevoorschijn; een aap die op zijn kop staat, kabouters en een monster dat een vis opeet. Mooi detail: de schilder heeft een echt raampje van de traptoren verwerkt als venster van het huis rechtsboven.
Christoffel is de patroonheilige van de reizigers, alle verkeersdeelnemers, timmerlieden, schilders, pelgrims, fruithandelaren, boekbinders, schatgravers, hakenbusschutters, hoedenmakers, tuinmannen en kinderen en patroon tegen besmettelijke ziekten, onverwachte dood, de pest, droogte, onweer, hagel, watersnood, vuurrampen, oogziekten en tandpijn. Ook is hij de patroonheilige van de bewoners van de stad Roermond, waar een groot beeld van hem met Christus op zijn schouder de top van de kathedraal siert. In die stad staat de enige Sint-Christoffelkathedraal ter wereld. In Schagen (NH) staat een St. Christophoruskerk.
Christoffel is een heilige in de rooms-katholieke kerk en de oosters-orthodoxe kerken. Christoffel geldt als een belangrijke heilige die in vele landen en perioden vereerd wordt. Zijn naamdag is 24 juli. In de oosters-orthodoxe traditie werd hij vaak afgebeeld als een reus met een hondenkop.

Omschrijving: muurschildering Goede en Slechte Gebed
Afm.: ca. 1,8 x 1,6 meter
Jaar: 16 de eeuw
Restauratie: 2005
Locatie: nr. 22 op de plattegrond

Het verhaal:
De vrouw bidt voor de genezing van Christus wonde, de man voor zijn eigen welzijn.
Aan de bovenzijde is vermeld:
Vrij vertaald:
Op het bord is vermeld:
Vrij vertaald:

Omschrijving: muurschildering Lakenkopersgilde
Afm.: ca. 4 x 2 meter
Jaar: 1540
Restauratie: 2002-2010
Locatie: nr. 23 op de plattegrond

Het verhaal:
Achtergrondschildering van het altaar van het Lakenkopersgilde (scharen)

Omschrijving: pilaarschildering Jacobus de Mindere
Afm.: 2,8 x 1 meter
Jaar: 15 de eeuw
Restauratie: 2002-2010
Locatie: nr. 24 op de plattegrond

Het verhaal:
Deze gave muurschildering werd na de restauratie van de kerk teruggevonden op een zuil van het koor. Het is de heilige apostel Jacobus de Mindere.
Hij is afgebeeld met zijn attribuut de stok, het wapen waarmee hij is doodgeslagen.
Jakobus de Mindere of Jakobus de jongere is een persoon in het Nieuwe Testament. In Marcus 15:40 wordt hij de zoon van Maria genoemd, een van de drie Maria’s die toekeken toen Jezus aan het kruis hing, en de broer van Joses (of Josef). Verder is niets over deze Jakobus bekend.
Deze Jakobus wordt soms gelijkgesteld met Jezus’ broer en apostel Jakobus de Rechtvaardige. De redenering hierachter is dat Maria (moeder van Jezus) zeker aanwezig was toen Jezus aan het kruis hing. Aangezien zij zeker niet Maria Magdalena of “de moeder van de zonen van Zebedeüs” was, moet zij wel de Maria zijn die de moeder was van “Jakobus de jongere” en Joses/Josef. In dat geval moet Jakobus de jongere wel de broer van Jezus zijn. Dit is in lijn met de vermelding dat Jezus twee broers had die Jakobus en Joses heetten.
Hij wordt soms ook gelijkgesteld met de apostel Jakobus (zoon van Alfeüs). En in sommige interpretaties duiden Jakobus de Mindere, Jakobus de Rechtvaardige en Jakobus de zoon van Alfeüs allen dezelfde persoon aan.

Omschrijving: pilaarschildering van Lucia van Syracuse
Afm.: 1,5 meter
Jaar: 15 de eeuw
Restauratie: 2005
Locatie: nr. 25 op de plattegrond

Het verhaal:
Deze muurschilder bevindt zicht op de kolom bij de spreekstoel.
De Martinuskerk heeft luidklokken die Jozef, Martinus en Lucia genaamd zijn. Bij de grote restauratie van 1991-1993 werden een aantal beelden herplaatst, zo ook het beeld van Lucia. Dit beeld maakte voorheen onderdeel uit van een altaarstuk waarbij het omgeven was van meerdere beelden. Ze is de tweede patroonheilige van de kerk.
Volgens de legende leefde Sint-Lucia in de tijd van de christenvervolgingen door keizer Diocletianus (regeerde 284-305). Ze was de dochter van een Romeins burger in Syracuse, die jonge leeftijd was overleden. Haar moeder, Eutychia, leed al vier jaar aan dysenterie. Beide vrouwen brachten een nacht door biddend bij de tombe van de christelijke heilige Sint-Agatha, de beschermheilige van Catania. Aan het einde van de nacht verscheen de heilige voor Lucia in een visioen. De heilige voorspelde Lucia daarin dat zij de glorie van Syracuse zou worden, zoals Agatha dat van Catania was. Ook was haar moeder terstond op wonderbaarlijke wijze genezen.
Eutychia regelde een heidense echtgenoot voor haar dochter, maar Lucia haalde haar moeder over het huwelijk niet door te laten gaan en de bruidsschat als aalmoezen onder de armen te verdelen. Lucia had Christus als bruidegom gekozen en wilde eeuwig maagd blijven. De beoogde echtgenoot kwam op de hoogte van het uitdelen van de bruidsschat. Hij gaf Lucia daarop als christen aan bij de magistraat Paschasius. Deze verzocht haar een offer aan de keizer te brengen, wat ze weigerde. Daarop werd ze veroordeeld tot tewerkstelling in een bordeel, maar op wonderbaarlijke wijze bleken de wachters haar niet te kunnen afvoeren, ook niet nadat men een ossenspan had ingezet. Later probeert men haar levend te verbranden, maar ook van de brandstapel leek zij geen last te hebben. Daarop werd ze met zwaardsteken om het leven gebracht. De fatale wond zou zijn toegebracht door met een zwaard door haar hals te steken.
Een andere legende verhaalt hoe Lucia haar ogen verloor. Eén versie van dit verhaal is dat een heidense minnaar naar haar hand dong. Hij maakte haar een compliment over haar mooie ogen, waarna ze haar ogen uitstak en hem deze toezond op een schaal, met de boodschap haar verder met rust te laten. Op wonderbaarlijke wijze bleef ze echter in staat te zien. In andere versies van de legende worden haar ogen uitgestoken bij haar marteldood. Beide versies komen in heiligenlevens ouder dan de 14e eeuw niet voor en zijn daarom waarschijnlijk een latere toevoeging.
De naam Lucia is afgeleid het Latijnse lux, dat licht betekent. Dit komt terug in de naamdag 13 december, die in de oude, juliaanse kalender de kortste dag van het jaar was. Vanwege de legende over de uitgestoken ogen is Sint-Lucia de beschermheilige van blinden en opticiens. Daarnaast is ze de beschermheilige van elektriciens, prostituees en zieke kinderen. Ze wordt door katholieken aangeroepen voor genezing van slechtziendheid, halspijnen, blindheid en versterkte bloedingsneigingen.

Omschrijving: arabesk / gewelfschildering met engelen
Jaar: 15de eeuw
Restauratie:
– hoge gewelven 1994-1996
– lage gewelven 2000-2001
Locatie: nr 27 op de plattegrond

Het verhaal:
De kerk heeft tien gewelfschilderingen. Deze is prachtig uitgevoerd met engelen. Een kunstwerk op zich.
De planten en bloemen symboliseren niet alleen groei en vruchtbaarheid, maar verwijzen ook naar de hemeltuinen: het hemelse paradijs, de nieuwe tuin van Eden. De afwerking van de kerk moest mensen de indruk geven van het hemelse Jeruzalem. Deze pracht en praal gaf gelovigen, die in de middeleeuwen vaak onder erbarmelijke omstandigheden leefden, een ‘voorschot’ op wat ze na de dood konden verwachten.
Een arabesk, ook wel spanningsboog of bewegingscurve, is in de architectuur en de beeldende kunst een vorm van oppervlaktedecoratie met ritmische patronen, repeterende bewegingslijnen en een typische gebruik van gebladerte en spiralen. Gewoonlijk bestaat de arabesk uit een ontwerp dat als een tegel eindeloos naast zichzelf geplaatst kan worden en waarbij de overgangen tussen elk van die herhalingen naadloos zijn.

Omschrijving: arabesk /gewelfschildering
Kunstenaar: Thomasso Vincidor de Bologna
Jaar: ca. 1533
Restauratie: 1938, 1996-1997, 1998-2004
Locatie: in Prinsenkapel, nr 6 op de plattegrond

Het verhaal:
Een bijzonder onderdeel van de Prinsenkapel zijn de gewelfschilderingen die worden toegeschreven aan de Italiaanse frescoschilder Thomasso Vincidor de Bologna (Bologna, 1493 – Breda, 1536). Hij was een Italiaanse kunstschilder en architect die voornamelijk in de Nederlanden actief was. Tommaso Vincidor was een leerling van de schilder Raphael en hij werkte samen met vele andere mee aan de Rafaël Kartons, de studie voor de wandtapijten die kwamen te hangen in de Sixtijnse Kapel. In 1520 werd hij naar Brussel gestuurd door Paus Leo X om toe te zien op de vervaardiging van de wandtapijten die Leo X had besteld bij Pieter van Edingen. Gedurende zijn bezoek in de Lage Landen ontmoette hij ook Albrecht Dürer in Antwerpen. Vervolgens kwam hij in dienst van graaf Hendrik III van Nassau (1483-1538). Vincidor vestigde zich omstreeks 1530 permanent in Breda en was betrokken bij de bouw van het Kasteel van Breda. Hier was hij verantwoordelijk voor de totstandkoming van de Binnenplaats. Naast zijn werkzaamheden aan het kasteel zou hij ook enkele kunstwerken hebben gemaakt voor de Grote Kerk, maar historische aanwijzingen hiervoor zijn niet gevonden.
De Prinsenkapel wordt overwelfd door drie kruisgewelven en één stergewelf. De schilderingen zijn pas bij de renovatie in 1938 te voorschijn gekomen. De schilderingen zijn uniek in Nederland.

Omschrijving:
Afmeting: ca. 3 x 3 meter
Jaar: ca. 1468
Materiaal/techniek: glas-in-lood met gebrandschilderd glas
Locatie: in Prinsenkapel, nr 19 op de plattegrond

Het verhaal:
Vanwege de grootte van de kerk heeft het ook veel glas-in-lood ramen in gotische stijl, het zijn er 67 om precies te zijn. De uitvoering is echter divers. Gedurende de eeuwen zijn bijna alle ramen beschadigd geraakt en vervangen door eenvoudig wit glas of licht gekleurd glas. Alleen in de Prinsenkapel zijn nog slechts twee restanten te zien van het originele glas. Ze behoren tot het oudste in Nederland bewaard gebleven gebrandschilderd glas.
Op het linkse raam zijn fragmenten uit de bijbel te zien met onder andere Maria en kind Jezus.