Gebouwen

Aanvullingen en correcties over kunst en beelden in de gemeente Breda worden zeer gewaardeerd. U kunt uw informatie zenden naar het emailadres als vermeld op de pagina INFO / CONTACT
Laatste update van deze pagina 24-7-2021

In dit overzicht geen kunst, maar gebouwen met een heel bijzondere architectuur die door een architect of een kunstenaar ontworpen zijn.

Leursebaan 1024

Naam: bliksemschicht
Omschrijving: uitkijkpost
Kunstenaar: Martien Kuipers
Hoogte: 22 meter incl. 6 meter talud
Jaar: medio 2008
Materiaal: staal
Locatie: kruispunt Leursebaan en A16 N51 35.188 E4 43.308

Het verhaal:
Deze 80 treden tellende uitkijkpost biedt een goed uitzicht over de A16.
De opening van de uitkijkpost in juli 2009 heeft heel wat voeten in aarde gehad.
De in 2008 aanbouw zijnde stalen uitkijktoren aan de A16 in Breda, in de volksmond bekend als bliksemschicht, stond zo dicht op de snelweg dat dat risico’s kon opleveren voor het autoverkeer.
Vanaf de toren aan de Leursebaan kunnen er vrij eenvoudig spullen op de snelweg worden gegooid. Rijkswaterstaat onderzocht wat precies de gevaren zijn, zo meldde Jan Pijnappel, hoofd dienstkring autosnelwegen Breda. De toren staat pakweg twintig meter van de afritstrook naar Etten-Leur. Vanaf de uitkijkpost op 28 meter hoogte is de afstand nog kleiner. Volgens Pijnappel was zijn dienst niet geïnformeerd over de bouw van de toren. Een woordvoerster van de gemeente Breda beweerde het tegendeel: “We hebben de toren wel degelijk aangemeld.” Pijnappel: “We gaan kijken in hoeverre de uitkijkpost tegen het belang van Rijkswaterstaat in gaat, en dan uit oogpunt van veiligheid.” De toren is gebouwd als onderdeel van het ‘superfietspad’ tussen Breda en Etten-Leur. Beide plaatsen wonnen met het infraproject een prijs, de toren is met provinciegeld gebouwd. Terwijl de hekken er nog omheen stonden werd de uitkijkpost soms al beklommen door publiek. En het is een potentiële hangplek. Bovenin is door de werklieden al een wietzakje gevonden. Terwijl vandalen losse roosters voor de treden naar beneden hebben gegooid. Pijnappel: “Als het een hangplek wordt en er wat gebruikt wordt, kan dat extra gevaar opleveren.”
Het strakke en koude staal van de Z-vormige uitkijktoren aan de A16, bij de Leursebaan, moest het maanden doen achter slot en grendel, achter stalen hekken. Niemand mocht er op, niemand mocht er bij. De bouwer liet op een bord weten niet in te staan voor de risico’s en geen enkele aansprakelijkheid te dragen voor letsel of schade. Het werd verboden toegang. Het was een weinig vleiende tekst voor het in het oog springende kunstwerk van de hand van de Bredase ontwerper Martien Kuipers.
Eigenlijk zou de toren na de zomer 2008 worden geopend, officieel, met een feestje. Het werd september, het werd oktober. Er moest nog het nodige gebeuren aan de entree van de uitkijkpost. En dan aan het talud. Er was een paar duizend kuub grond nodig om het flauwe talud naar de toren te maken, om de trappen bereikbaar te maken. Dat nam de nodige tijd in beslag. De grond moest gekeurd worden, daar hing een milieukundige inspectie aan vast. In november 2008 werd de grond met vrachtwagens er naartoe gereden. “En dan moet de entree nog netjes worden gemaakt, met beplanting. We kunnen nog geen datum noemen voor de opening”, zei een woordvoerster van de gemeente Breda. De met 4800 schroeven en, vanaf het maaiveld gerekend, 28 meter hoge toren telt tachtig treden. De uitkijktoren is er voor de passanten, om even af te stappen en een kijkje te nemen vanaf het plateau bovenin. Met een prachtig uitzicht op de verkeerscorridor, en vooral ook op de flitstrein die straks gaat rijden en met een snelheid van 330 kilometer per uur zal passeren.
Ontwerper Kuipers omschreef de toren eerder als ‘ode aan de vluchtige reiziger’, verwijzend naar de snelheid van het verkeer en de trein. Beklimmers zullen de hoogtevrees wel even moeten overwinnen op de wat steile trappen. En bovenin wiebelt de toren iets, het staal leeft, zo bleek uit een proefbeklimming in bijzijn van de bouwer van de toren.

Omschrijving: popcentrum Mezz
Ontwerp: Erick van Egeraat
Jaar: 2002
Locatie: Keijzerstraat 101

Het Verhaal:
Mezz is een poppodium en staat achter de nieuwe wijk Chassé Park. Mezz presenteert jaarlijks zo’n tweehonderdvijftig optredens in alle denkbare stijlen popmuziek.
Het gebouw bestaat uit een verbouwde officiersmess uit 1899 en koperen schelpvormige uitbreiding. In het bestaande gedeelte bevinden zich een café, oefenruimtes, toiletten, garderobe en kantoor. In de nieuwbouw zijn een zaal voor 650 personen, de foyer en de kleedkamers ondergebracht. Het koperen gebouw heeft een dubbele wandconstructie om voldoende geluidsisolatie te realiseren. In 2002 is het gebouw opgeleverd. De totale oppervlakte was 1600 m2, de inhoud 6530 m3. De bouwkosten waren 2,5 miljoen. De opdrachtgever was de Gemeente Breda.
De nieuwbouwzaal is ontworpen door Erick van Egeraat associated architects. Het gebouw heeft een speciale moderne ronde vormgeving. In de volksmond wordt het gebouw ook wel ‘pinda’ genoemd vanwege zijn gelijkenis. Voor het gebouw staat een modern kunstwerk in cortenstaal. In 2019 is het gebouw voor 1,8 miljoen euro verbouwd en uitgebreid met onder andere een moderne uitbouw aan de linker zijde.


Omschrijving: tegelwerk op stationskiosken
Kunstenaar: Peter Struycken
Jaar: 1975
Locatie: Centraal Station, Stationsweg

Het verhaal:
Het centraal station bezit twee bijzondere kiosken. Ze maken deel uit van het ‘totaalkunstwerk’, dat beeldend kunstenaar Peter Struycken in 1975 maakte voor het -toen nieuwe- Bredase treinstation. Dat werk bestond uit meerdere complexe tegelpatronen door heel het station.
Het was destijds een van de eerste kunstwerken die in zijn geheel was ontworpen met een computer. Vrij baandoorbrekend voor wie bedenkt dat IBM pas later, in 1981, de eerste personal computer presenteerde. Computers waren nog allesbehalve gemeengoed in de jaren zeventig. Na de nieuwbouw in 2016 waren de muren dusdanig beschadigd dat de kiosken opnieuw betegeld zijn met het oorspronkelijke motief.

Naam: T-Huis
Omschrijving: gebouw
Architect: John Jörmeling
Jaar: 2002
Locatie: Park Valkenberg

Het verhaal:
Boven het gebouw is reclameverlichting aangebracht met de tekst: SLAGROOM SPAGHETTI KOFFIE WORST IJS.
Het idee van het theehuis stamt uit het begin van de jaren negentig. In die tijd werden er plannen gemaakt voor een ingrijpende renovatie van het dan nogal grimmige Valkenberg. Enthousiast opperden wijkbewoners dat in een mooi en levendig park een leuk horecatentje past.
Het idee viel in goede aarde. In 1995 werd een ontwerpwedstrijd uitgeschreven. Het paviljoen dat Eindhovense kunstenaar John Körmeling instuurde, kreeg de op handen elkaar en won. Een gek, opvallend ding, waar de afdeling beeldende kunst van de gemeente Breda graag 250.000 gulden subsidie voor over had. Ook de Mondriaan Stichting, die landelijk subsidies voor beeldende kunst toekent, beloofde 92.200 gulden bij te dragen.
Intussen nodigde Breda aspirant-exploitanten uit om een plan in te leveren voor het uitbaten van de uitspanning, De keuze viel op Marike Schellekens en Herman Ligeon. Het duo werd aan de Körmeling gekoppeld, waarna ze samen hun plannen verder uitwerkten. Toen werd het stil. Tot het college in 1998 het stof van de theehuisplannen afblies. Onder meer na herhaaldelijke vragen van de exploitanten. Die wilden wel eens beginnen. Maar waar bleef het theehuis? Toen bleek dat burgemeester en wethouders niet veel fiducie meer hadden in het project. Financieel zaten er haken en ogen aan. Bovendien volgden lokale horeca-ondernemers de ontwikkelingen met argusogen. Een gemeente die een gesubsidieerd theehuis bezit? Is dat geen valse concurrentie? Het college vroeg de eigen jurist om raad. Wat gebeurt er als de bouw wordt afgeblazen? Het antwoord was duidelijk. Dat gaat Breda geld kosten. Waarschijnlijk meer dan de 722.000 gulden die voor het project was geraamd. De potentiële uitbaters, die al investeringen deden, inkomsten misliepen en hun baan opzegden, zullen een schadevergoeding eisen. Bovendien had de Mondriaan Stichting een deel van de subsidie gestort. Als het project niet doorging, moest die worden teruggegeven. Tot slot blijkt uit jurisprudentie dat een kunstwerk ook echt moet worden gekocht, als daar opdracht voor is gegeven. Eigenlijk, zo werd geconstateerd, was er maar één oplossing: kijken of er een marktpartij is die het paviljoen wil bouwen. “Dan is Breda een kunstwerk rijker en de kans op schadeclaims het kleinst”, constateerde de stadsjurist. Het theehuis leek gered, maar weer kwam er een kink in de kabel. Even werd nagedacht over een openbare aanbesteding, maar dat hoefde niet. Wethouder Janus Oomen wist wel iemand: Pierre de Jonge. De Bredase speelautomatenmagnaat had laten weten dat hij ‘graag iets voor de stad wil doen’. De Jonge vond het Körmeling-theehuis niet mooi en niet echt praktisch. Hij wilde liever iets anders. Iets klassieks, zoals ze in Wenen hebben. En voor de kosten van zo’n nieuw ontwerp wilde hij best zelf opdraaien. Het college had er wel oren maar, maar helaas… Het kon niet. Breda zou de kunstsubsidies van onder meer de Mondriaan Stichting kwijtraken. Die wilde kunst, geen pseudo-Weense suikertaart. Het is onduidelijk waarom Breda op dat moment niet alsnog een openbare aanbesteding uitschreef. Een deel van de betrokken documenten was niet meer te vinden in de gemeentearchieven. Wat wel bekend is, is dat de rekening die Winters Bouwbedrijf opmaakte voor de bouw van het theehuis met een totaalbedrag van 940.000 gulden een stuk hoger was dan de raming van Körmeling. Intussen maakte Breda de subsidie van de Mondriaan Stichting over aan Pierre de Jonge, ook al was dat tegen de afspraken. Breda stortte bovendien de eigen 250.000 gulden kunstsubsidie en nog eens 100.000 gulden extra op de rekening van de automatenkoning. De Jonge sloot een deal met Breda. Hij en zijn erfgenamen kregen de grond onder het theehuis voor honderd jaar in erfpacht. Ze moesten dan wel beloven dat het paviljoen zeer hoogwaardig wordt onderhouden. En nee, er mogen geen speelautomaten worden geplaatst. Dat is een keiharde eis van Körmeling, die het al moeilijk genoeg had omdat de gemeente volgens hem helemaal geen toezicht hield op de bouw van zijn kunstwerk. In juni 2002 was het dan eindelijk zover. Het theehuis, later T-Huis, werd geopend in aanwezigheid van een trotse Pierre de Jonge: zijn cadeau aan de stad Breda. Dat er bijna 2,5 ton aan (dan euro) gemeenschapsgeld in is gestoken, werd min of meer voor lief genomen. Het paviljoen stond er eindelijk.
Het blijft betrekkelijk rustig, totdat T-Huisexploitant Schellekens in 2016 bij de gemeente aan de bel trok. Wat ooit een fris en fruitig paviljoen was, stond er maar flets bij. Pierre de Jonge is in 2003 overleden en zijn erfgenamen lieten het onderhoud versloffen. Daarom zocht ze steun bij de gemeente. Die wil toch niet dat zo’n icoon van Breda er zo onderkomen bij ligt? Maar Breda haalde de schouders op. Het is geen gemeentezaak, ‘we zijn niet betrokken’. Wel werden de erfgenamen van De Jonge gevraagd iets te doen. Er werd onderhoud gepleegd, maar Schellekens was niet tevreden. Ook John Körmeling, de ontwerper van het kunstwerk, klaagde. In een brief aan het stadsbestuur benadrukte hij dat de gemeente niet moet vergeten dat het zijn naam is die aan het T-Huis is verbonden en dat de stad er dankzij hem een landelijke subsidie aan heeft overgehouden. Breda mag het dus niet laten verloederen. Voor Schellekens was de maat vol. Via ingewikkelde procedures probeerde ze aan de weet te komen, welke afspraken er ooit waren gemaakt. Wie verantwoordelijk is voor het in stand houden van het kunstwerk. En waarom het eigenlijk van een particulier is, terwijl er zoveel gemeenschapsgeld in is gestoken. Inmiddels is de subsidie die er ooit voor werd gegeven meer dan de WOZ-waarde, die volgens Breda in 2017 nog slechts 168.000 euro bedraagt. Haar oordeel is duidelijk. Het cadeau van De Jonge aan de stad Breda is een sigaar uit eigen doos. Intussen verliest het T-Huis, een erkend kunstwerk, een icoon van de stad en een door Lonely Planet aangeraden trekpleister, zijn glans. Zolang de betrokkenen naar elkaar blijven wijzen ziet het er somber uit voor het T-Huis, de blikvanger van het Valkenberg. Daarna was even stil rondom het T-Huis, maar daar kwam in april 2020 verandering in. Marike Schellekens, eigenaresse van de zaak in Park Valkenberg, liet op Facebook weten dat ze na 18 jaar de huurovereenkomst heeft beëindigd. Dat nieuws heeft er volgens De Jonge toe geleid dat hij werd ‘platgebeld’ door horeca-ondernemers die de zaak wilden overnemen: “Aan kandidaten geen gebrek.” Voor het paviljoen opent gaat moet er nog wel het een en ander aan het onderhoud worden gedaan. “Ik heb woensdag de sleutel gekregen en we moeten het pand eerst eens goed onder de loep nemen. Kijken wat er allemaal nog moet gebeuren, wat moet worden vervangen”, aldus De Jonge. De staat van onderhoud was overigens een belangrijke reden waarom eigenaar en exploitant jarenlang met elkaar in de clinch hebben gelegen. Wat er ook gebeurt, vormgeving en uitstraling van het paviljoen dat formeel te boek staat als kunstwerk blijven helemaal in tact. “Er zal niet veel veranderen”, zegt De Jonge. “Het T-Huis blijft het T-Huis. We kijken wat het beste is voor het pand en het Valkenberg. Daarover gaan we ook nog het gesprek aan met de kandidaat-uitbaters en de gemeente Breda. We gaan vol goede moed verder.” Wanneer het T-Huis weer open gaat is nog niet bekend. Dat is voor een groot deel afhankelijk van de versoepeling van de coronamaatregelen.

Naam: Paviljoen Wolfslaar
Omschrijving: gebouw
Kunstenaar: Myrka Wisniewski en René Pijnenburg
Jaar: 1999
Locatie: Park Wolfslaar

Het verhaal:
De manifestaties van Stichting Fundament die hier plaatsvonden, waren van indrukwekkend niveau, maar tijdelijk van aard. De gemeente liet een tentoonstellings- annex performance paviljoen bouwen, dat spaarzaam gebruikt wordt voor exposities van studenten van St. Joost en in 2001 het decor vormde van de manifestatie Cry Wolf Cry.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.